ECLI:NL:RBZWB:2024:540

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
BRE 22/3774, BRE 22/5719 en BRE 23/2431
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen parkeerbelasting en de legitimiteit van locatieomschrijving

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 22/3774, BRE 22/5719 en BRE 23/2431, waarbij het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen parkeerbelasting is beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd voor parkeerhandelingen die plaatsvonden op 14 april 2021, 17 juni 2021 en 11 januari 2022, waarbij belanghebbende geen parkeerbelasting had voldaan. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging. Tijdens de zitting op 20 december 2023 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende betwistte de legitimiteit van de naheffingsaanslagen op basis van de locatieomschrijving op de aanslagen, die volgens hem niet overeenkwam met de feitelijke situatie. De rechtbank oordeelde dat de locatieomschrijving op de naheffingsaanslagen niet in strijd was met de wet en dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de parkeerhandelingen daadwerkelijk plaatsvonden op de aangegeven locatie. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslagen in stand blijven en verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van hoger beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3774, BRE 22/5719 en BRE 23/2431

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar betreffende de navolgende naheffingsaanslagen:
Datum Nummer naheffingsaanslag Datum UOB Zaaknummer rechtbank
14-04-2021 [kenmerk 1] 09-03-2023 23/2431 [1]
17-06-2021 [kenmerk 2] 01-11-2022 22/5719 [2]
11-01-2022 [kenmerk 3] 23-06-2022 22/3774
1.2.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met verweerschriften.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 20 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde] en namens de heffingsambtenaar mr. M.H.F. Bucx en [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

2.
2.1.
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank slagen de beroepen van belanghebbende niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3.
3.1.
De naheffingsaanslagen parkeerbelasting zijn aan belanghebbende opgelegd voor de navolgende parkeerhandelingen:
Datum Tijdstip Kenteken voertuig Nummer naheffingsaanslag
14-04-2021 11:53 uur [kenteken 1] [kenmerk 1]
17-06-2021 09:44 uur [kenteken 2] [kenmerk 2]
11-01-2022 11:16 uur [kenteken 2] [kenmerk 3]
steeds op/in hetzelfde parkeervak gelegen op/bij de kruising van de Piushaven met de Hopliedenkade, in Tilburg.
3.2.
In de hierboven beschreven zone mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.
3.3.
Naar aanleiding van de constateringen dat geen parkeerbelasting was voldaan, zijn aan belanghebbende de naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd. De eerste naheffingsaanslag bedraagt € 43,60, bestaande uit een bedrag van belasting van € 1,00 en
€ 42,60 aan kosten van de naheffingsaanslag. De overige naheffingsaanslagen bedragen
€ 45,00, bestaande uit een bedrag van belasting van € 1,00 en € 44,00 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Overwegingen

4.
4.1.
Tussen partijen is niet in het geschil dat de auto van belanghebbende feitelijk aan de Piushaven stond geparkeerd en niet aan de Hopliedenkade. Ook is niet in het geschil dat er een straatnaam op de naheffingsaanslagen staat die niet overeenkomt met de feitelijke situatie. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de locatie-omschrijving de legitimiteit van de naheffingsaanslagen aantast.
4.2.
Belanghebbende stelt dat de locatie waar is geparkeerd een essentieel onderdeel vormt van het belastbare feit en daarom op de naheffingsaanslag moet worden vermeld, met als consequentie dat bij een gebrekkige vermelding de naheffingsaanslagen moeten worden vernietigd. Daarnaast stelt belanghebbende dat de koppeling van het systeem met GPS-coördinaten aan het dichtstbijzijnde perceelnummer en niet aan het juiste adres voor rekening en risico van de heffingsambtenaar is.
4.3.
De heffingsambtenaar stelt dat belanghebbende had kunnen weten dat er sprake was van een kennelijke vergissing of onduidelijkheid, omdat belanghebbende meerdere aanslagen opgelegd heeft gekregen, ook op andere data dan hiervoor genoemd, waarbij belanghebbende op dezelfde parkeerplaats stond geparkeerd. Naar aanleiding van deze naheffingsaanslagen wist danwel behoorde belanghebbende te weten dat er parkeerbelasting diende te worden betaald, aldus de heffingsambtenaar.
4.4.
De rechtbank constateert dat op grond van artikel 2, onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2021 van de gemeente Tilburg wordt onder de naam parkeerbelastingen een belasting geheven ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze. Hieruit volgt dat de locatie waar is geparkeerd een essentieel onderdeel is van het belastbare feit en daarom op de naheffingsaanslag moet worden vermeld. [3]
4.5.
Uit de stukken van het geding maakt de rechtbank op dat op/aan dat deel van de Piushaven waar het hier om gaat (de kopse kant van de Piushaven) de straat slechts aan één kant bebouwing heeft en verder dat aan de Piushaven aan beide zijden van de straat kan worden geparkeerd. De heffingsambtenaar heeft met de door hem ingebrachte bewijsmiddelen aangetoond waar het betreffende parkeervak is gelegen. Deze locatie laat zich omschrijven als het eerste parkeervak ten zuiden van de kruising tussen de Piushaven en de Hopliedenkade, aan de kopse zijde van het appartementencomplex aan de Hopliedenkade. De heffingsambtenaar heeft met de door hem ingebrachte bewijsmiddelen aannemelijk gemaakt dat aan de Hopliedenkade zelf niet geparkeerd mag worden.
4.6.
Een parkeerplaats heeft geen adres. De rechtbank acht het niet in strijd met enig wettelijk voorschrift of algemeen beginsel van behoorlijk bestuur dat voor de locatieomschrijving op de naheffingsaanslag gekozen wordt voor het dichtstbijzijnde woonadres. Gelet op de omschrijving van de locatie in de overweging hiervoor, is dat een adres aan de Hopliedenkade. Omdat er voor het overige in het geheel geen parkeerplaatsen gelegen zijn aan/op de Hopliedenkade, kan de adresomschrijving redelijkerwijs niet anders worden uitgelegd als betrekking hebbend op de parkeerzone direct naast de kruising tussen de Piushaven en de Hopliedenkade. De rechtbank volgt daarom de heffingsambtenaar in zijn verklaring ter zitting dat de locatie-omschrijving zoals vermeld op de naheffingsaanslagen de meest nauwkeurige omschrijving was. De rechtbank acht dit aannemelijk. De rechtbank acht niet aannemelijk dat voor belanghebbende niet duidelijk was of kan zijn geweest om welke locatie het ging bij bestudering van de naheffingsaanslagen. Er is geen sprake van een aan de naheffingsaanslagen klevend formeel gebrek. Ook het betoog van belanghebbende over een schending van het rechtszekerheidsbeginsel slaagt niet.
4.7.
Nu de rechtbank van oordeel is dat naheffingsaanslagen in stand moeten blijven, komt zij niet toe aan een inhoudelijk oordeel over de stelling van de heffingsambtenaar dat er hier sprake zou zijn van misbruik van het recht.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslagen parkeerbelasting in stand blijven. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug en hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van M.J.D.I.M. Vinken, griffier, op 31 januari 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Hoger beroep moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Bij uitspraak van deze rechtbank van 5 augustus 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4465
2.Bij uitspraak van deze rechtbank van 5 augustus 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4467