ECLI:NL:RBZWB:2022:4467
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting niet-ontvankelijk verklaard; beroep gegrond
Op 5 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting, maar dit bezwaar was door de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de naheffingsaanslag op de juiste wijze was bekendgemaakt. De naheffingsaanslag had als dagtekening 17 juni 2021 en was op 21 juni 2021 verzonden. Het bezwaarschrift van de belanghebbende, gedateerd 23 augustus 2021, was op diezelfde dag ontvangen. De rechtbank stelde vast dat de heffingsambtenaar geen bewijs had geleverd van de verzending van de naheffingsaanslag, waardoor niet kon worden vastgesteld dat deze op de juiste wijze bekend was gemaakt.
De rechtbank concludeerde dat er ten tijde van het indienen van het bezwaar geen sprake was van een juiste bekendmaking van de naheffingsaanslag, waardoor het bezwaar ten onrechte als niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank droeg de heffingsambtenaar op om alsnog inhoudelijk op het bezwaar te beslissen en veroordeelde de heffingsambtenaar tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de belanghebbende. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op de bijstand door een gemachtigde.