ECLI:NL:RBZWB:2022:4467

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
BRE 22_1915
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting niet-ontvankelijk verklaard; beroep gegrond

Op 5 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting, maar dit bezwaar was door de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de naheffingsaanslag op de juiste wijze was bekendgemaakt. De naheffingsaanslag had als dagtekening 17 juni 2021 en was op 21 juni 2021 verzonden. Het bezwaarschrift van de belanghebbende, gedateerd 23 augustus 2021, was op diezelfde dag ontvangen. De rechtbank stelde vast dat de heffingsambtenaar geen bewijs had geleverd van de verzending van de naheffingsaanslag, waardoor niet kon worden vastgesteld dat deze op de juiste wijze bekend was gemaakt.

De rechtbank concludeerde dat er ten tijde van het indienen van het bezwaar geen sprake was van een juiste bekendmaking van de naheffingsaanslag, waardoor het bezwaar ten onrechte als niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank droeg de heffingsambtenaar op om alsnog inhoudelijk op het bezwaar te beslissen en veroordeelde de heffingsambtenaar tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de belanghebbende. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op de bijstand door een gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1915

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende

(gemachtigde: A.P.J. van Hamond),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] . Bij uitspraak op bezwaar is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk gegrond is.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De naheffingsaanslag heeft als dagtekening 17 juni 2021 en zou op 21 juni 2021 aan belanghebbende zijn verzonden. Met dagtekening 21 juli 2021 is aan belanghebbende een aanmaning verzonden voor betaling van de naheffingsaanslag.
Het bezwaarschrift, gedagtekend 23 augustus 2021, is op diezelfde dag bij de heffingsambtenaar ontvangen.
Belanghebbende betwist de ontvangst en daarmee de verzending van de naheffingsaanslag. Het is dan aan de heffingsambtenaar om aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag is verzonden. Nu de heffingsambtenaar geen afschrift van de verzonden naheffingsaanslag en ook geen verzendadministratie heeft overgelegd, is niet aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag is verzonden en daarmee op de juiste wijze is bekend gemaakt.
Niet gesteld of gebleken is verder dat de naheffingsaanslag tussen de datum van dagtekening en de datum van het bezwaar wel op de juiste wijze bekend is gemaakt. Dat belanghebbende er via de aanmaning achter is gekomen dat sprake is van een naheffingsaanslag is niet gelijk te stellen aan een bekendmaking op de voorgeschreven wijze.
Gelet op het vorenstaande was ten tijde van het maken van bezwaar nog geen sprake van een juiste bekendmaking van de naheffingsaanslag. Wel is aannemelijk dat de naheffingsaanslag al tot stand was gekomen. In dat geval is sprake van een ontvankelijk prematuur bezwaar op grond van artikel 6:10 van de Awb.
Het bezwaar is dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Het beroep is kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar moet alsnog inhoudelijk op het bezwaar beslissen.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt belanghebbende een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De heffingsambtenaar moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1/2 [1] . Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt de heffingsambtenaar op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan belanghebbende te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 5 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten