Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] N.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op 18 maart 2022 in de Nieuwlandstraat te Tilburg. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de gemachtigde van betrokkene aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk behandeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Echter, de gemachtigde voerde aan dat de bebording ter plaatse in strijd was met het Beleidskader en dat er verwarring was ontstaan door de verkeerssituatie. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een schending van de hoorplicht en dat de redelijke termijn was overschreden. Hierdoor werd de boete met 25% gematigd. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en de boete verlaagd tot € 112,50, met een proceskostenvergoeding van € 119,32 voor betrokkene. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke verkeersborden en de rechten van bestuurders in het kader van digitale handhaving.