Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op een trottoir in Tilburg op 16 maart 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas, heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep aangetekend, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is betrokkene bijgestaan door een professioneel gemachtigde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verkeerssituatie ter plaatse onduidelijk was, wat heeft geleid tot een schending van de hoorplicht en een overschrijding van de redelijke termijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft deze met 25% gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd en de kantonrechter heeft de boete verlaagd tot € 112,50, met een proceskostenvergoeding van € 119,32 aan betrokkene. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke verkeersborden en de verplichting om de hoorplicht te respecteren in administratieve procedures.