Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden op het trottoir in de Nieuwlandstraat te Tilburg op 9 december 2021. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M. Lagas. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. D. Hoveijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verkeerssituatie in de Nieuwlandstraat lange tijd onduidelijk is geweest, wat heeft geleid tot een hoge hoeveelheid opgelegde boetes. De kantonrechter heeft de zaak in drie periodes verdeeld en beoordeeld of de opgelegde boetes terecht waren. In de eerste periode, van juli tot en met september 2021, was er geen sprake van een duidelijke verkeerssituatie, waardoor de boetes niet terecht waren. In de tweede periode, van 10 september tot 3 november 2021, was er wel een duidelijke verkeerssituatie, maar was de onduidelijkheid voor veel bestuurders nog steeds aanwezig, wat leidde tot een matiging van de boetes naar nihil. Vanaf 3 november 2021 was de verkeerssituatie voldoende duidelijk, en werden de boetes die na deze datum waren opgelegd ongegrond verklaard.
De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de boete werd gematigd tot € 112,50, met een proceskostenvergoeding van € 119,32 voor de betrokkene. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.