In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing door het UWV van zijn aanvraag om een verkorte wachttijd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV heeft deze aanvraag bij besluit van 12 januari 2023 afgewezen, en het bezwaar van eiser tegen dit besluit is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Het UWV werd vertegenwoordigd door waarnemend gemachtigde mr. K.D. Pijl-Okan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanvraag om verkorte wachttijd terecht heeft afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de strikte vereisten voor een verkorte wachttijd. De rechtbank concludeert dat de klachten van eiser niet duurzaam zijn en dat er geen onomkeerbare situatie is. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn klachten duurzaam zijn, maar de rechtbank volgt de conclusie van het UWV dat er geen sprake is van een onomkeerbare situatie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt het UWV tot betaling van proceskosten aan eiser.