In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 18 november 2021 het bezwaar van belanghebbende tegen een dwangsombeschikking afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep gelijktijdig met andere zaken en oordeelt dat het hoorrecht van belanghebbende is geschonden. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de maximale dwangsom van € 1.442 verschuldigd is, omdat hij niet tijdig op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank wijst de inspecteur ook de wettelijke rente toe vanaf 1 oktober 2021 tot het moment van voldoening. Belanghebbende heeft geen recht op een vergoeding van immateriële schade, omdat er geen sprake is van spanning of frustratie door de overschrijding van de termijn. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en de dwangsombeschikking, en kent de dwangsom en proceskostenvergoeding toe aan belanghebbende.