ECLI:NL:RBZWB:2024:4884
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor woningbouw en inrit
Op 11 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, woonachtig in [plaats 1], heeft bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 9 april 2024 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk is verleend voor het bouwen van een woning en het aanleggen van een inrit op [adres 2] te [plaats 1]. De vergunninghouder, die op 19 december 2023 de aanvraag indiende, was aanwezig bij de zitting, terwijl verzoeker niet verscheen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld en op basis van de ingediende stukken en de belangenafweging besloten dat het belang van het college en de vergunninghouder bij voortzetting van de bouwwerkzaamheden zwaarder weegt dan het belang van verzoeker bij schorsing van de vergunning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker, ondanks het ontbreken van zicht op de te bouwen woning, als belanghebbende kan worden aangemerkt, gezien de afstand van 37 meter tot het perceel van de vergunninghouder. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de omgevingsvergunning niet wordt geschorst en de vergunninghouder kan doorgaan met de bouw. Tevens is opgemerkt dat er een gebrek kleeft aan de motivering van het bestreden besluit, maar dat dit in een later stadium kan worden hersteld. Tegen deze mondelinge uitspraak staat geen hoger beroep open.