ECLI:NL:RBZWB:2024:4852

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
24/3987 t/m 24/3994
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schorsing van aanslagen forensenbelasting en zuiveringsheffing

Op 15 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die schorsing verzocht van de aan haar opgelegde aanslagen forensenbelasting en zuiveringsheffing voor de jaren 2021 en 2022. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, waarop de heffingsambtenaar uitspraken op bezwaar had gedaan. Tegen deze uitspraken had verzoekster beroep aangetekend bij de rechtbank. Daarnaast gaf verzoekster aan dat haar verzoek samenhangt met het bezwaar tegen de aanslag forensenbelasting 2023.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van connexiteit, omdat er gelijktijdig een beroepsprocedure liep tegen dezelfde besluiten. Verzoekster moest aannemelijk maken dat de aanslagen onrechtmatig waren opgelegd. De voorzieningenrechter vond echter dat verzoekster niet voldoende had aangetoond dat de aanslagen lichtvaardig of onrechtmatig waren. Daarom werd het verzoek tot schorsing van de aanslagen als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens verklaarde de voorzieningenrechter zich onbevoegd om te oordelen over de rechtmatigheid van de invorderingsmaatregelen, aangezien de rechter in belastingzaken daar niet over kan oordelen.

De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De voorzieningenrechter benadrukte dat er geen mogelijkheid bestaat om reeds door de heffingsambtenaar vernietigde of ingetrokken aanslagen te schorsen. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/3987 tot en met 24/3994

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoekster,

en

de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster.
1.1.
Verzoekster verzoekt de voorzieningenrechter om schorsing van de aan verzoekster over de jaren 2021 en 2022 opgelegde aanslagen forensenbelasting en zuiveringsheffing (de aanslagen), althans de daarop gebaseerde invorderingsacties. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, waarna de heffingsambtenaar uitspraken op bezwaar heeft gedaan. Tegen die uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende beroep aangetekend bij de rechtbank.
1.2
Belanghebbende geeft ook aan dat het verzoek samenhangt met het bezwaar tegen de aanslag forensenbelasting 2023.

Karakter voorlopige voorziening

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, ook wel bodemprocedure genoemd, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen. Daarbij gelden als voorwaarden dat tegelijkertijd tegen hetzelfde besluit een bezwaar- of beroepsprocedure loopt (vereiste van connexiteit) en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. [1] Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemprocedure niet.
2.1.
De voorzieningenrechter kan uitspaak doen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. [2] De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Beoordeling door de rechtbank

3. Verzoekster stelt dat sprake is van onverwijlde spoed omdat zij de vrees heeft dat Sabewa Zeeland haar administratie niet op orde heeft en de stroom aan brieven en berichten van Sabewa Zeeland een onevenredige belasting vormt.
3.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, voor zover het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening strekt tot (tijdelijke) schorsing van de aanslagen, gelet op de in 1.1 bedoelde beroepsprocedures, voldaan aan het vereiste van connexiteit. Dit geldt ook voor het verzoek voor zover dat samenhangt met het bezwaar tegen de aanslag forensenbelasting 2023, aangezien deze rechtbank daarvoor bevoegd is.
3.2.
Nu verzoekster verzoekt tot schorsing van de aanslagen, dient zij aannemelijk te maken dat en in hoeverre de aanslagen onmiskenbaar lichtvaardig of onrechtmatig zijn opgelegd. [3]
Verzoekster heeft gemeld dat slechts een kleine minderheid van gemeenten forensenbelasting heft, de aanslagen zijn opgelegd ter zake van haar woning als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, de gemeente een te eng begrip ingezetene hanteert en er diverse aanslagen zijn ingetrokken (waarop vervolgens niets meer wordt vernomen of welke worden gevolgd door nieuwe aanslagen).
De voorzieningenrechter acht het door verzoekster aangevoerde geen reden de aanslagen als apert lichtvaardig of onrechtmatig te beoordelen. In het kader van deze voorlopige voorziening is een verdergaande beoordeling van de aanslagen niet mogelijk. De voorzieningenrechter zal het verzoek tot schorsing van de aanslagen, als kennelijk ongegrond, afwijzen.
De voorzieningenrechter merkt aanvullend op dat niet de mogelijkheid bestaat om reeds door de heffingsambtenaar vernietigde dan wel ingetrokken aanslagen te schorsen.
3.3.
De overige verzoeken van verzoekster zien op de rechtmatigheid van invorderingsmaatregelen. De rechter in belastingzaken is onbevoegd te oordelen over de rechtmatigheid van de door de heffingsambtenaar genomen invorderingsmaatregelen. [4] De voorzieningenrechter zal zich in zoverre dan ook onbevoegd verklaren.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af voorzover verzoekster vraagt om schorsing van de aanslagen;
  • verklaart zich onbevoegd voor zover het verzoek ziet op de invorderingsmaatregelen betreffende de aanslagen.
Deze uitspraak is gedaan op 15 juli 2024 door mr. S.A.J. Bastiaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open

Voetnoten

1.Artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
3.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 maart 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:983, r.o. 3.6.
4.Gerechtshof Amsterdam 22 juli 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BR4585, r.o. 8.