In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die zich richt tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar bezwaren. Eiseres had eerder een uitspraak van de rechtbank van 13 oktober 2023, waarin de Belastingdienst werd opgedragen om binnen zeven weken op haar bezwaren te beslissen. Aangezien de Belastingdienst deze termijn niet heeft nageleefd, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en legt een termijn op van twee weken voor het nemen van een nieuw besluit. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, omdat de Belastingdienst niet tijdig heeft gehandeld. Eiseres krijgt gelijk, en de rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden. De proceskostenvergoeding bedraagt € 437,50, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank wijst erop dat het niet aan haar is om een structurele oplossing voor de capaciteitsproblemen van de Belastingdienst te bieden.