In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2024, wordt het beroep van eiser, een arts, tegen een opgelegde boete van € 3.000,- beoordeeld. De boete is opgelegd door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wegens vermeende overtredingen van artikel 68, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet (Gnw). Eiser had ivermectine en hydroxychloroquine voorgeschreven voor de behandeling van Covid-19, terwijl deze middelen niet geregistreerd zijn voor deze indicatie. De rechtbank behandelt de feiten en de procedure, waarbij de minister het besluit om de boete in stand te houden verdedigt. Eiser betwist de overtreding en stelt dat hij handelde conform protocollen die in ontwikkeling waren. De rechtbank concludeert dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen, omdat eiser de voorwaarden voor off-label voorschrijven niet heeft nageleefd. De rechtbank oordeelt dat artikel 68, eerste lid, van de Gnw een verbodsbepaling is en dat de minister op goede gronden de boete heeft opgelegd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank laat de boete in stand.