Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiser/eiseres sub 2],
[eiser/eiseres sub 3],
[eiser/eiseres sub 4],
[eiseres sub 5],
[eiser sub 6],
[eiser/eiseres sub 7] ,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vorderden de eisers, bestaande uit de Algemene Nederlandse Burgerbelangen Vereniging (ANBB) en enkele individuele eisers, dat het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) in haar Standaard COVID-19 een neutraal standpunt zou innemen over het off-label voorschrijven van ivermectine voor de (vroeg)behandeling van COVID-19. De eisers stelden dat de negatieve aanbeveling van NHG hen en andere patiënten in gevaar bracht, omdat het hen zou beletten om ivermectine voor te schrijven, wat volgens hen een positieve werking zou hebben bij de behandeling van COVID-19. De ANBB werd echter niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet voldeed aan de vereisten van artikel 3:305a BW, terwijl de individuele eisers ontvankelijk werden verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat NHG bij het opstellen van de Standaard COVID-19 de zorgvuldigheid had in acht genomen die van een redelijk handelend vakgenoot verwacht mag worden. De vorderingen van de individuele eisers werden afgewezen, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat NHG onrechtmatig handelde. De proceskosten werden aan de eisers opgelegd.