In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 24 januari 2023. In die uitspraak is bepaald dat verweerder binnen twee weken moet beslissen op de bezwaren van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in, omdat verweerder dat volgens haar niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit heeft genomen op het bezwaar van eiseres. Daarom bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak.
Verweerder heeft verzocht om een langere termijn dan twee weken, maar de rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank benadrukt dat de termijn recht moet doen aan de reële mogelijkheden om op de aanvraag te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 250,- per dag met een maximum van € 37.500,-, omdat verweerder na de door de rechter gestelde termijn nog steeds geen besluit op bezwaar heeft genomen. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om een lagere dwangsom af, omdat het niet aan de rechtbank is om een structurele oplossing voor de capaciteitsproblemen van verweerder te bieden.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat verweerder de onder 5.3. genoemde termijn moet respecteren. Tevens moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten van € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 juli 2024.