ECLI:NL:RBZWB:2024:4499
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen uitspraken op bezwaar inzake dwangsommen door de inspecteur van de belastingdienst
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, gedateerd 19 juli 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de bezwaren van belanghebbende ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende had eerder verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2017 en 2018, maar de inspecteur heeft deze verzoeken afgewezen en geen dwangsom toegekend. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft de feiten in de zaak vastgesteld, waaronder de datum van de definitieve aanslagen en de verzoeken om ambtshalve vermindering. De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende en de inspecteur beoordeeld, met name de vraag of de inspecteur een dwangsom verschuldigd is op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de beslissingen van de inspecteur op de verzoeken om ambtshalve vermindering op 10 mei 2022 zijn gegeven, waardoor er geen recht op een dwangsom bestaat.
Belanghebbende heeft ook aangevoerd dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door de ingebrekestellingen samen te voegen, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet onzorgvuldig genoeg is om gevolgen te hebben voor de beslissing. Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.