ECLI:NL:RBZWB:2024:4473
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verzuimboete opgelegd aan belanghebbende wegens niet indienen van vennootschapsbelasting aangifte
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 24 december 2021. De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2019 een aanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van nihil, en tegelijkertijd een verzuimboete van € 2.757 opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft meerdere wrakingsverzoeken ingediend, die door de wrakingskamer zijn afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 26 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank heeft binnen zes weken uitspraak beloofd, maar deze termijn niet gehaald en later bericht dat de uitspraak zes weken later zou volgen.
De rechtbank beoordeelt of de verzuimboete terecht is opgelegd. Belanghebbende heeft verzuimd om aangifte te doen, ondanks meerdere uitnodigingen en aanmaningen van de inspecteur. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar ziet aanleiding om deze te matigen vanwege overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met 14 maanden is overschreden en vermindert de verzuimboete tot € 2.481. Belanghebbende heeft ook verzocht om schadevergoeding wegens de lange duur van de procedure, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat de boete al is gematigd in verband met de overschrijding van de termijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar.