ECLI:NL:RBZWB:2024:4472
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verzuimboete opgelegd aan belanghebbende wegens niet indienen van vennootschapsbelasting aangifte
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aan belanghebbende over het jaar 2019 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van nihil, en tegelijkertijd een verzuimboete van € 2.757 opgelegd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 26 april 2024, waar belanghebbende vertegenwoordigd was, werd het beroep behandeld. De rechtbank oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar matigt deze vanwege overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank concludeert dat de boete moet worden verlaagd tot € 2.481. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de boete al is gematigd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar.