4.1.Naar het oordeel van de rechtbank maakt belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk dat zij recht heeft op meer aftrek van voorbelasting dan haar reeds is verleend. De inspecteur heeft de correcties dan ook terecht toegepast. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Huisvestings-/aircokosten (€ 283)
4.1.1.De factuur die ziet op de huisvestings-/aircokosten (€ 283) heeft betrekking op de levering en montage van een airco die is aangebracht in een kamer van het woonhuis. Belanghebbende stelt dat de voorbelasting op deze factuur volledig aftrekbaar is, omdat dat een werkkamer is en de werkkamer een zakelijke ruimte is.
4.1.2.De inspecteur betwist de aftrekbaarheid van de voorbelasting. Hij voert daartoe aan dat de airco is aangebracht in een niet-zelfstandige ruimte in het woonhuis en dat het belaste gebruik ervan niet aannemelijk is gemaakt.
4.1.3.Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat zij de airco gebruikt voor belaste ondernemersactiviteiten. Niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende de beschikking had over die werkkamer of haar onderneming (deels) vanuit die werkkamer dreef. De inspecteur heeft de vooraftrek terecht gecorrigeerd.
Overige huisvestingskosten (€ 356 + € 259 + € 752)
4.1.4.De overige huisvestingskosten bestaan (onder andere) uit de kosten voor de tuin(en), glasbewassing, onderhoud van de combiketel en uitgaven bij bouwmarkten. De inspecteur heeft 2/3e deel van de voorbelasting op deze kosten in aftrek toegestaan. Volgens belanghebbende is de voorbelasting op deze kosten volledig aftrekbaar, omdat de kosten zien op het natuurhuisje (en de inspiratietuin) en daarom sprake is van volledig zakelijk gebruik.
4.1.5.De inspecteur betwist dat de voorbelasting op deze huisvestingskosten geheel aftrekbaar is. Volgens de inspecteur is niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende de afnemer van de prestaties is, laat staan dat deze kosten direct dan wel indirect verband houden met belaste ondernemersactiviteiten. Mogelijk is deels sprake van privé-uitgaven, aldus de inspecteur. Volgens de inspecteur is ook onduidelijk of de kosten wel betrekking hebben op het natuurhuisje (en de inspiratietuin), en als dat al zo is, wie de afnemer van die kosten is. Het natuurhuisje is immers gebouwd op grond van [B.V. 2] en ook de inspiratietuin behoort aan [B.V. 2] toe, terwijl van enig gebruiksrecht ten behoeve van belanghebbende niet is gebleken. Verder wijst de inspecteur erop dat de bouw- en inrichtingskosten van het natuurhuisje zijn geactiveerd op de balansen van de eenmanszaken.
4.1.6.Voor wat betreft deze kosten heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij de afnemer is van de prestaties. Het natuurhuisje, de inspiratietuin en de investeringen daarin staan niet op naam van belanghebbende maar op naam van [B.V. 2] respectievelijk de eenmanszaken. Daarom is niet aannemelijk dat de combiketel, die immers aard en nagelvast pleegt te worden aangebracht, aan belanghebbende is geleverd. In dit geval is daarom niet aannemelijk dat de factuur de juiste afnemer vermeldt.
4.1.7.Voor wat betreft de overige diensten acht de rechtbank aannemelijk dat de dienstverleners niet alleen met belanghebbende maar ook met [naam 2] en [naam 3] , al dan niet in de hoedanigheid van directeur van Beheer, een rechtsbetrekking hadden waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld, en dat de facturen, voor zover ze uitsluitend op naam van belanghebbende staan, dus niet de werkelijke situatie weergeven. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat, of in hoeverre, die kosten aan haar als ondernemer in rekening zijn gebracht. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om meer aftrek van voorbelasting te verlenen dan het 2/3e deel van de voorbelasting dat door de inspecteur al in aftrek is toegestaan.
Kosten aanlegsteigers (€ 1.172 + € 2.047)
4.1.8.Belanghebbende betwist niet dat de facturen die zien op de kosten van de aanlegsteigers op naam van [naam 3] staan. Volgens haar staat dit er echter niet aan in de weg dat zij de voorbelasting op deze facturen volledig in aftrek kan brengen.
4.1.9.De inspecteur stelt zich daartegenover op het standpunt dat volgens hem niet belanghebbende, maar [naam 3] , de afnemer van de prestaties is. Hij voert daartoe aan dat belanghebbende ervoor heeft gekozen de kosten voor de aanlegsteigers bij de eenmanszaken in aanmerking te nemen en dat [naam 3] de aanleg- en onderhoudskosten van de aanlegsteigers in zijn aangiften inkomstenbelasting voor 2018 en 2019 in aanmerking heeft genomen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de steigers zijn gebruikt voor belaste ondernemersactiviteiten, aldus de inspecteur.
4.1.10.Uitgangspunt bij de aftrek van voorbelasting is dat deze vermeld moet zijn op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur. Daarop moet onder meer de naam van de afnemer staan. Vast staat dat de facturen die zien op de aanlegsteigers op naam van [naam 3] staan. Aan de wettelijke factuurvereisten is dus niet voldaan. Dat neemt niet weg dat belanghebbende recht heeft op aftrek van voorbelasting indien aan de materiële voorwaarden voor aftrek is voldaan. Belanghebbende heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat aan die materiële voorwaarden is voldaan. Zo is niet aannemelijk geworden dat er een rechtsbetrekking heeft bestaan tussen [B.V. 3] (de dienstverlener/leverancier) en belanghebbende – die geen eigenaar is van de steigers – en evenmin dat belanghebbende om andere redenen als afnemer van de prestaties zou moeten worden aangemerkt. Belanghebbendes subsidiaire stelling, dat de voorbelasting op de aanlegsteigerkosten dan bij de eenmanszaken aftrekbaar is, kan in deze procedure niet aan de orde komen.