In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 21 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de oplegging van een cursus over verantwoord rijgedrag door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiser had op 21 januari 2023 een snelheidsovertreding begaan, waarbij hij binnen de bebouwde kom met 88 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid 30 kilometer per uur was. Het CBR baseerde zich op een proces-verbaal van de politie, waarin deze overtreding was vastgelegd. Eiser stelde dat hij niet harder had gereden dan toegestaan en dat de strafrechter twijfels had over de snelheidsovertreding, maar de rechtbank oordeelde dat het CBR op de juistheid van het proces-verbaal mocht afgaan.
De rechtbank concludeert dat het CBR geen ruimte had voor een belangenafweging bij de oplegging van de cursus, aangezien de wettelijke grondslag dwingendrechtelijk is. Eiser had verzocht om vrijstelling van griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank werd toegewezen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de beslissing van het CBR om de cursus op te leggen in stand blijft. De uitspraak benadrukt de noodzaak van verkeersveiligheid en de rol van het CBR in het handhaven van rijvaardigheid.