ECLI:NL:RBZWB:2024:4156

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/1917 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor medische kosten in het buitenland op basis van de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor medische kosten in het buitenland beoordeeld. Eiser, die sinds 3 maart 2016 een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van het eigen risico van zijn ziektekostenverzekering en voor medisch onderzoek dat hij had ondergaan in Turkije. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland had deze aanvraag afgewezen, stellende dat er een passende en toereikende voorliggende voorziening in de Zorgverzekeringswet bestaat en dat het territorialiteitsbeginsel in de weg staat aan de verlening van bijzondere bijstand voor medische behandelingen die in het buitenland zijn verricht.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 juni 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van het college, aanwezig waren. Eiser voerde aan dat hij medische problematiek heeft die in Nederland niet opgelost kon worden, en dat het college niet had onderbouwd waarom de kosten van het medisch onderzoek niet vergoed konden worden. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van zeer dringende redenen die de verlening van bijstand noodzakelijk maakten. De rechtbank concludeerde dat het college op goede gronden de aanvraag had afgewezen, en dat de beroepsgronden van eiser niet voldoende waren om tot een andere conclusie te komen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de gevraagde bijzondere bijstand en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Participatiewet en de voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verleend, vooral in situaties waarin medische kosten in het buitenland zijn gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1917 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. R.A. van den Heuvel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland(het college), verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het eigen risico Ziektekostenverzekering en medisch onderzoek op grond van de Participatiewet.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 7 juli 2022 (primaire besluit) afgewezen. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 3 februari 2023 op het bezwaar van eiser is het college, onder wijziging van de motivering, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2024 op zitting behandeld. Het onderzoek is gevoegd behandeld met zaaknummers BRE 23/1918 PW en BRE 23/3780 PW. Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het college en [naam] , procesregisseur sociaal domein bij het college
.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2. Eiser ontvangt sinds 3 maart 2016 een uitkering op grond van de Participatiewet.
2.1.
Op 17 juni 2022 heeft eiser een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van het eigen risico Ziektekostenverzekering en medisch onderzoek.
Deze kosten zijn het gevolg van een behandeling die eiser op 25 februari 2022 heeft ondergaan in het [ziekenhuis] in Turkije. Eisers ziektekostenverzekeraar (CZ) heeft het notabedrag verrekend met het wettelijk eigen risico van € 385,-. Van het resterende bedrag heeft CZ € 162,74 vergoed en € 182,58 niet.
2.2.
Met het primaire besluit heeft het college eisers aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen op grond van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet, omdat voor medische kosten een passende en toereikende voorliggende voorziening in de Zorgverzekeringswet bestaat. Tevens overweegt het college dat het wettelijk eigen risico door iedereen dient te worden gedragen ongeacht het inkomen.
Bestreden besluit
2.3.
Met het bestreden besluit heeft het college, onder wijziging van de motivering, eisers bezwaar ongegrond verklaard. Het college overweegt dat het territorialiteitsbeginsel aan verlening van bijzondere bijstand voor kosten van medische behandelingen die in het buitenland zijn verricht in de weg staat. De aanvraag voor de kosten van het wettelijk eigen risico wordt afgewezen op grond van artikel 15 van de Participatiewet, omdat sprake is van een passende en toereikende voorliggende voorziening. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van zeer dringende redenen die aanleiding vormen om op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet alsnog bijstand te verlenen.

Beroepsgronden

3. Eiser voert aan dat hij medische problematiek heeft die in Nederland niet opgelost kon worden, daarom is hij naar het buitenland gegaan waar de problematiek wel grotendeels is opgelost. Het territorialiteitsbeginsel doet hieraan volgens vaste rechtspraak [1] niet af. Er moet dan alsnog gekeken worden of sprake is van een acute noodsituatie, aldus eiser. Er is sprake van een progressief verslechterende fysieke situatie. Het college heeft diverse medische noodzakelijkheden, onder andere voedsel, afgehouden. Het ontbreken hiervan heeft geresulteerd in chronische diverticulosis(itis). Als gevolg van dit handelen heeft eiser in 2019 een levensreddende ingreep moeten ondergaan in Turkije. Eiser staat nog steeds onder behandeling en controle van zijn chirurg in Turkije. Daar hebben zij meer inzichten met betrekking tot eisers problematiek. Er is hiermee volgens eiser sprake van acute noodzaak, omdat hij medisch gezien heel onstabiel is en de onderzoeken noodzakelijk zijn om eenzelfde situatie als vijf jaar geleden te voorkomen. Eiser doet daarnaast een beroep op het rechtszekerheidsbeginsel.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college op goede gronden eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het eigen risico Ziektekostenverzekering en medisch onderzoek heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5.1.
Het college heeft eisers aanvraag afgewezen, omdat voor de kosten van het medisch onderzoek in Turkije het territorialiteitsbeginsel (artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet) aan verlening van bijzondere bijstand in de weg staat en voor de kosten van het eigen risico een passende en toereikende voorliggende voorziening in de Zorgverzekeringswet bestaat (artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet).
5.2.
Eiser heeft ter zitting bevestigd dat niet wordt betwist dat de artikelen 11, eerste lid, en 15, eerste lid, van de Participatiewet in de weg staan aan verlening van bijzondere bijstand. Het geschil spitst zich toe op de vraag of in afwijking van deze artikelen alsnog bijzondere bijstand moet worden verleend vanwege dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet.
Dringende redenen
6. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet, in afwijking van onder meer de artikelen 11 en 15 van de Participatiewet, bijstand worden verleend indien zeer dringende redenen dat noodzakelijk maken. Zeer dringende redenen in de zin van deze bepaling doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Van een acute noodsituatie is in ieder geval sprake als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn, maar is niet tot die situaties beperkt. Ook in andere gevallen kan sprake zijn van een acute noodsituatie. Bij de beoordeling of een acute noodsituatie zich voordoet zal moeten worden meegewogen of het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. Daarbij is verder van belang dat de wetgever bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ heeft gedacht aan een extreme situatie en nadrukkelijk niet heeft beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. [2] Volgens eveneens vaste rechtspraak ligt het op de weg van de betrokkene om aannemelijk te maken dat van een acute noodsituatie sprake was. [3]
6.1.
Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij in het verleden met spoed in Turkije is geopereerd. Eiser ontvangt naar aanleiding hiervan van de huisarts oproepen voor periodieke controles bij de chirurg in Turkije. De kosten waarvoor eiser bijzondere bijstand heeft aangevraagd zien op een dergelijke controle.
6.2.
Het college heeft in het verweerschrift overwogen en ter zitting toegelicht dat hieruit niet blijkt dat sprake is van zeer dringende redenen, omdat uit de ingediende nota niet blijkt dat sprake is van een noodzakelijk medisch onderzoek en eisers stelling dat het gaat om een kwestie van leven of dood niet is onderbouwd.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat sprake was van een acute noodsituatie die alleen met bijstandsverlening te verhelpen was. Uit de door eiser overgelegde nota van het [ziekenhuis] blijkt dit niet.
Voor zover eiser stelt dat het college debet is aan zijn medische situatie, valt dit naar het oordeel van de rechtbank buiten het kader van dit geding. [4]
Rechtszekerheidsbeginsel
7. Eiser heeft verder aangevoerd dat er in het verleden nooit moeilijk werd gedaan over zijn verzoeken om bijzondere bijstand, maar dat er inmiddels meerdere aanvragen zijn afgewezen om redenen die nooit eerder een punt van geschil waren. Dit terwijl het college volledig op de hoogte is van hoe het loopt bij eiser. Eiser beroept zich dan ook op het rechtszekerheidsbeginsel.
7.1.
In het verweerschrift overweegt het college dat voorheen bijzondere bijstand eenmalig is toegekend (bijvoorbeeld eigen bijdrage advocaatkosten) of voor een beperkte periode (bijvoorbeeld meerkosten dieet). Iedere nieuwe aanvraag (waarbij bijzondere bijstand is verzocht voor verschillende kostensoorten) wordt getoetst aan de alsdan geldende wet- en regelgeving en jurisprudentie. Het college volgt eisers beroep op het rechtszekerheidsbeginsel dan ook niet.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank faalt het beroep van eiser op het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank volgt de overweging van het college dat iedere aanvraag afzonderlijk wordt getoetst. Eiser heeft verder geen onderbouwing, bijvoorbeeld eerdere besluiten van het college op zijn aanvragen om bijzondere bijstand, overgelegd.
Overige beroepsgronden
8. Eiser heeft daarnaast, onder verwijzing naar een gegronde klacht, aangevoerd dat hij door toedoen van het college zijn studie niet heeft kunnen afronden. Eiser is daardoor afhankelijk van een bijstandsuitkering. Voorkomen dient te worden dat hij weer in een schuldsaneringstraject belandt, aldus eiser.
8.1.
Deze beroepsgronden doen naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De betaling van zijn studie en de klacht hierover vallen buiten de beoordeling van dit geding.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 21 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 11
1. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 15
1. Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Artikel 16
1. Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Artikel 35
1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Schouwen-Duiveland 2020
Artikel 9
1. De basis ziektekostenverzekering en een aanvullende ziektekostenverzekering worden naar aard en doel toereikend geacht. Het is de eigen verantwoordelijkheid van cliënt om zich voldoende te verzekeren.
2. Wij bieden een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering aan met korting, waardoor iemand voldoende verzekerd is.
3. Er bestaat slechts recht op bijzondere bijstand voor kosten die gedeeltelijk vergoed worden op grond van de basisziektekostenverzekering Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet Langdurige Zorg of Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
4. Voor kosten die de aanvullende ziektekostenverzekering zou vergoeden, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.
5. Voor eigen bijdragen op grond van de aanvullende ziektekostenverzekering, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.
6. Voor het eigen risico dat geldt voor de Zvw, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 mei 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1281).
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:985).
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 31 januari 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:338).
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 2 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1751).