ECLI:NL:CRVB:2017:338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand op basis van territorialiteitsbeginsel en zeer dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor medische kosten, waaronder een hoortoestel en medicijnen, die in Turkije waren gemaakt. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen op grond van het territorialiteitsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 11 van de Participatiewet (PW). De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad overwoog dat de kosten van medische behandelingen die in het buitenland zijn verricht, niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand op basis van het territorialiteitsbeginsel. Daarnaast werd gesteld dat er geen recht op bijstand bestaat voor kosten die onder een voorliggende voorziening vallen, zoals de zorgverzekering van de appellant. De Raad bevestigde dat de zorgverzekering als een toereikende en passende voorziening wordt beschouwd, en dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een regeling die geen bijzondere bijstand voor deze kosten toelaat.
De appellant voerde aan dat er zeer dringende redenen waren om hem bijstand te verlenen, zoals acute medische noodsituaties. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van een acute noodsituatie die alleen door bijstandsverlening kon worden verholpen. De Raad concludeerde dat de gronden van de appellant in hoger beroep een herhaling waren van eerder aangevoerde argumenten en dat de rechtbank deze gemotiveerd had weerlegd. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.