ECLI:NL:RBZWB:2024:4103

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
RK 23-031763
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van fietsen

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, een fietsenmaker en -handelaar. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van 80 fietsen op 9 oktober 2023. Klager stelde dat de fietsen in gebruik waren bij zijn bedrijf en dat het Openbaar Ministerie had besloten de fietsen te vervreemden, omdat de verklaring van klager onvoldoende overtuigend zou zijn. Klager verzocht om teruggave van de fietsen of, indien deze reeds verkocht waren, om de opbrengst daarvan.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 30 april 2024, waar de officier van justitie mr. M.E.W.G. Stals en de gemachtigd raadsman mr. A.A. Nunnikhoven aanwezig waren, werd vastgesteld dat klager niet was verschenen. De officier van justitie gaf aan dat het belang van strafvordering zich niet langer verzette tegen teruggave van de 80 fietsen, maar dat deze inmiddels al verkocht waren. De opbrengst van de verkoop bedroeg € 9.397,22.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift gegrond was en gelastte de teruggave van de opbrengst aan klager. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De beslissing werd genomen op basis van de vaststelling dat er geen strafvorderlijk belang meer bestond bij het voortduren van het beslag en dat klager als rechthebbende kon worden aangemerkt. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-002165-24
rk.nummer: 23-031763
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (thans: [land] )
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.A. Nunnikhoven, Elzenstraat 53 te 5038 HC Tilburg
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 9 oktober 2023 onder klager in beslag zijn genomen: 80 fietsen;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 27 december 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 30 april 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. M.E.W.G. Stals en mr. A.A. Nunnikhoven als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Standpunt klager:
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat begin oktober 2023 een aantal fietsen in beslag zijn genomen, welke in gebruik zijn bij het bedrijf van klager. Klager is fietsenmaker en -handelaar. Het Openbaar Ministerie heeft op 27 december 2023 aan de raadsman laten weten dat is besloten de fietsen te vervreemden, omdat de verklaring van klager onvoldoende overtuigend zou zijn om daaruit af te leiden dat de fietsen op rechtmatige wijze zouden zijn verkregen. Klager kan zich daarin niet vinden. Niets staat aan teruggave in de weg en voor zover er onderzoek verricht had moeten worden, zou dit onderzoek momenteel afgerond moeten zijn.
In raadkamer heeft de raadsman gepersisteerd bij het ingediende klaagschrift. In aanvulling daarop is aangevoerd dat het klaagschrift ziet op de inbeslagname van 80 fietsen op 9 oktober 2023 en niet op de overige inbeslaggenomen fietsen. Indien de 80 fietsen reeds zijn verkocht, verzoekt klager de teruggave van de opbrengst van de fietsen.
Standpunt officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich in raadkamer – in afwijking van het eerder ingenomen schriftelijke standpunt van het Openbaar Ministerie – op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen de teruggave van de 80 inbeslaggenomen fietsen aan klager. Er loopt geen strafrechtelijk onderzoek meer ten aanzien van deze fietsen. De fietsen hadden dan ook teruggegeven dienen te worden aan klager. De fietsen zijn echter reeds verkocht. De opbrengst van de fietsen betreft – als de officier van justitie een en ander goed heeft opgeteld – een bedrag ter hoogte van in totaal € 9.397,22.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, in het voornemen van de officier van justitie om de 80 inbeslaggenomen fietsen terug te geven aan klager besloten ligt dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat. De officier van justitie heeft in raadkamer te kennen gegeven dat de 80 inbeslaggenomen fietsen reeds zijn verkocht. De rechtbank stelt vast dat, indien een inbeslaggenomen voorwerp inmiddels is verkocht op grond van art. 117, tweede lid, Sv en om die reden niet langer beschikbaar is, het beslag ingevolge art. 117, vierde lid, Sv rust op de verkregen opbrengst (HR 10 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT8947 en HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:514).
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de 80 fietsen is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de opbrengst van de 80 fietsen aan klager gelasten.

3. De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de opbrengst van de 80 fietsen aan klager.
Deze beslissing is op 14 mei 2024 gegeven door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).