Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 904,23, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de kennisgeving sepot van 1 augustus 2023;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
€ 904,23is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank overweegt daartoe dat doorgaans voor de kosten gedurende de piketfase, indien een verzoeker is aangehouden, de piketmelding door de advocaat is geaccepteerd en verzoeker in dat kader aanspraak kon maken op gefinancierde consultatie- en verhoorbijstand, conform het door de officier van justitie aangehaalde arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 juni 2023 (ECLI:NL:GHSHE:2023:1856) geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen. De advocaat heeft echter in raadkamer gemotiveerd aangevoerd dat onderhavig geval een andere situatie betreft. Uit de thans voorhanden zijnde stukken blijkt niet dat de advocaat mr. Joris de piketmelding heeft geaccepteerd. De rechtbank begrijpt dat de piketmelding is geaccepteerd door een andere advocaat, dat de advocaat mr. Joris verzoeker op enig moment is gaan bijstaan en dat op dat moment met verzoeker is overeengekomen dat hij verzoeker zal bijstaan op betalende basis. Gelet hierop zal de rechtbank het verzochte bedrag toewijzen.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 1.584,23zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Beheer Derdengelden Van Asselt & Broere Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “Schadevergoeding [verzoeker] /OM 02/191187-23”.