ECLI:NL:RBLIM:2022:2831

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
03-294513-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in strafzaak na beëindiging vervolging

Op 12 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.H.M. Handring, om schadevergoeding na beëindiging van de strafvervolging. De verzoeker was eerder door de officier van justitie geïnformeerd dat hij niet verder zou worden vervolgd, wat leidde tot de beëindiging van de strafzaak zonder oplegging van straf of maatregel. De verzoeker diende een verzoek in voor een vergoeding van € 5.305,23, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand in de strafzaak en voor het indienen van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker had gekozen voor rechtsbijstand op betalende basis, ondanks dat de advocaat deelnam aan de piketregeling. De officier van justitie verzet zich tegen een deel van de vergoeding, met name voor uren die in de piketfase zijn gemaakt, omdat deze vergoed hadden kunnen worden via de piketregeling. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker zijn schade zo klein mogelijk had moeten houden en dat de gemaakte afspraken met de advocaat niet in overeenstemming waren met de piketregeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verzoeker een vergoeding van € 4.306,98 toe te kennen, terwijl het overige verzoek werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter L.P. Bosma, met griffier mr. S. Schmeets aanwezig. De verzoeker kan binnen een maand na betekening van de beslissing hoger beroep aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Strafrecht
Zittingsplaats Maastricht
parketnummer : 03-294513-20
raadkamernummer : 21-017373
datum : 12 april 2022
Beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.H.M. Handring advocaat te Venlo, (Sint Martinusstraat 64, 5911 CK Venlo),
hierna te noemen: de verzoeker.

Feiten

De officier van justitie heeft beslist de verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 10 augustus 2021 aan de verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.
De strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en artikel 9a Wetboek van Strafrecht is niet toegepast.

Procedure

Het verzoekschrift is op 10 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 24 januari 2022 de behandeling van het onderhavige verzoekschrift voor onbepaalde tijd geschorst, nadat de advocaat telefonisch aan de rechtbank heeft laten weten het verzoek (ook wat betreft de drie uren waarvoor een piketvergoeding zou kunnen gelden) te willen handhaven. Het tegelijkertijd aangebrachte en behandelde verzoek met raadkamernummer 21-17372 is eveneens voor onbepaalde tijd is aangehouden.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderhavige verzoek - tegelijkertijd met het verzoek met raadkamernummer 21-17372 - in raadkamer behandeld op 29 maart 2022. De rechtbank heeft toen de verzoeker en zijn advocaat mr. J.H.M. Handring, alsmede de officier van justitie gehoord.
De rechtbank heeft vervolgens de uitspraak bepaald op heden

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 5.305,23 wegens:
- de kosten van een raadsman in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer. Door de verzoeker is een factuur van mr. J.H.M. Handring overgelegd tot een bedrag van
€ 4.625,23;
- de kosten van een raadsman voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoek en het verzoek op grond van artikel 533 Sv tot een bedrag van € 680,00.
In raadkamer heeft de advocaat gepersisteerd bij haar verzoek. Zij heeft in raadkamer te kennen gegeven weliswaar deel te nemen aan de piketregeling, maar dat de verzoeker uitdrukkelijk gekozen heeft voor rechtsbijstand op betalende wijze.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich voor een deel tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding. Zij stelt zich op het standpunt dat de verzochte (in de urenspecificatie vermelde) 3 uren, bestaande uit:
Datum Type Omschrijving Uren
13-11-2020 piket consultatiebijstand Consultatiebijstand na aanhouding 0,50
13-11-2020 piket inverzekeringstelling Bijstand na inverzekeringstelling 0,50
13-11-2020 piket verhoorbijstand Tel verhoorbijstand 2,00
niet voor vergoeding aan aanmerking dienen te komen. Deze uren hadden immers vergoed kunnen worden via de piketregeling, aldus de officier van justitie

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
Toetsingskader
Aan de gewezen verdachte kan een vergoeding worden toegekend voor werkelijke schade als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Ook kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman, inclusief kosten voor bijstand tijdens de verzekering en de voorlopige hechtenis, behalve als de raadsman was toegevoegd. Een vergoeding voor deze kosten kan ook worden toegekend als de zaak eindigt met oplegging van straf of maatregel op grond van een feit, waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.
Onderhavige zaak
Uit het verzoek valt op te maken dat de verzoeker heeft gekozen voor rechtsbijstand op betaalde basis. De rechtbank heeft geconstateerd dat in de urendeclaratie in totaal 3 uren worden gedeclareerd voor werkzaamheden die zijn verricht in de piketfase. De advocaat neemt deel aan de piketregeling en heeft ook getuige het piketformulier via de piketmelding contact gekregen met de verzoeker.
In het Reglement Piket Raad voor Rechtsbijstand is in artikel 1.1 opgenomen dat advocaten die deelnemen aan een piketregeling zich bereid verklaren om de daaruit voorvloeiende zaken op toevoegingsbasis af te wikkelen.
De vraag is thans of de verzoeker de werkzaamheden die in de piketperiode hebben plaatsgevonden (in totaal 3 uren), moeten worden vergoed. De verzoeker had deze werkzaamheden van zijn advocaat betaald kunnen krijgen vanuit de Raad voor Rechtsbijstand. Door overeen te komen dat de advocaat op basis van een uurtarief werkzaam zou zijn en thans daarvoor een vergoeding te verzoeken, is er voor de uren in de piketfase niet gehandeld in overstemming met het Reglement Piket Raad voor Rechtsbijstand. Het staat de verzoeker natuurlijk vrij om voor hem financieel ongunstiger afspraken te maken en zo meer schade op te lopen, maar de staat is niet gehouden om die door de verzoeker zelf veroorzaakte grotere schade ook te vergoeden. De verzoeker is immers gehouden zijn schade zo beperkt mogelijk te houden en had op bijstand van zijn advocaat op basis van het Reglement moeten staan, waaraan de advocaat ook gehoor had moeten geven nu zij de piketmelding heeft geaccepteerd.
Gelet hierop acht de rechtbank geen gronden van billijkheid aanwezig om de hiervoor - via artikel 530 Sv - verzochte vergoeding voor rechtsbijstand van in totaal 3 uren (ad € 998,25) toe te kennen.
De rechtbank acht - met de officier van justitie - wel gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de verzochte vergoeding van de overige 10,9 uren, zoals weergegeven in de urendeclaratie. Dat betekent dat een bedrag van € 3.626,98 inclusief btw voor toewijzing gereed ligt (10,9 uren X € 275,00 per uur = € 2.997,50 X 21% btw).
De rechtbank zal tevens het gebruikelijke bedrag van € 680,00 toekennen voor de kosten van indiening en behandeling van dit verzoek en het verzoek ex artikel 533 Sv.

Beslissing

De rechtbank:
- kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 4.306,98.
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L.P. Bosma, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2022.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van € 4.306,98 (zegge: vierduizenddriehonderdzes euro en achtennegentig eurocenten), ten gunste van de verzoeker, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer NL45INGB0663835976, ten name van Stichting Beheer Derdengelden Lina Advocaten B V. te Venlo o.v.v. dossiernummer 2211346.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.