In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 3 januari 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten van een raadsman, ingediend door verzoeker na een sepotmededeling van het openbaar ministerie. De officier van justitie had op 3 februari 2023 besloten om verzoeker niet verder te vervolgen en dit aan hem meegedeeld. Verzoeker heeft op 2 mei 2023 een verzoekschrift ingediend voor een vergoeding van in totaal € 4.883,72, bestaande uit kosten voor zijn raadsman in de strafzaak en kosten voor het opstellen en toelichten van het verzoek. De rechtbank heeft het verzoek behandeld in een openbare raadkamer op 20 december 2023, waarbij verzoeker, zijn advocaat mr. M.P.K. Ruperti, en de officier van justitie aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig is ingediend, ondanks dat het verzoekschrift niet door verzoeker zelf was ondertekend. De rechtbank oordeelde dat verzoeker aanwezig was en verklaarde dat het verzoek namens hem was ingediend, waardoor het verzuim was hersteld. De rechtbank heeft de kosten van de raadsman beoordeeld, inclusief de werkzaamheden die na de sepotmededeling zijn verricht. De rechtbank oordeelde dat de advocaat kosten heeft gemaakt om de sepotbeslissing te duiden aan verzoeker, wat billijk is om te vergoeden. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek volledig toegewezen en een vergoeding van € 4.883,72 aan verzoeker toegekend, ten laste van de Staat.
De beslissing is genomen door de meervoudige militaire raadkamer, bestaande uit mr. F.J.H. Hovens als voorzitter, mr. T.P.E.E. van Groeningen en kapitein-ter-zee mr. F.E. Venema, in aanwezigheid van griffier mr. L. Willems. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor verzoeker of zijn erfgenamen binnen een maand hoger beroep open bij het gerechtshof.