Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende
de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Motivering
- de ontvanger had al in 2017 zekerheden van [B.V.] moeten verlangen vanwege oplopende betalingsachterstanden;
- de beslaglegging op kantoorinventaris met een waarde van circa € 3.000 in september 2018 was onvoldoende tegenover de totale omvang van de openstaande belastingschulden naar een bedrag van € 2.242.070 per 31 augustus 2018;
- de ontvanger heeft een onderzoek bij [B.V.] afgebroken zonder zekerheden te bedingen, terwijl de ontvanger wel de mogelijkheid had om zekerheden te bedingen;
- de ontvanger lijkt te berusten in het achterwege laten van verdere invorderingsmaatregelen, terwijl hij aansprakelijkstelling van derden niet schuwt;
- de ontvanger heeft [B.V.] niet formeel, maar wel materieel uitstel van betaling verleend zonder het stellen van verdere voorwaarden of het verkrijgen van zekerheden.
. [2] Indien de ontvanger dit wel doet, is de inlener niet aansprakelijk voor zover de belastingschuldige die (niet-verlangde) zekerheid wel had kunnen verschaffen. De ontvanger dient alvorens uitstel van betaling te verlenen zich te vergewissen van de financiële situatie van de betrokken belastingschuldige en diens mogelijkheden om zekerheid te stellen. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat indien een aansprakelijk gestelde inlener ter betwisting van zijn aansprakelijkheid gemotiveerd stelt dat het bedrag van de aansprakelijkstelling te hoog is omdat de ontvanger met minder zekerheid genoegen heeft genomen dan hij bij een behoorlijke taakuitoefening zou hebben verlangd, de ontvanger het bewijs levert dat, of in hoeverre, de belastingschuldige geen zekerheid kon bieden voor de betaling van de belastingschuld ter zake waarvan aansprakelijkstelling plaatsvindt. [3]