ECLI:NL:HR:2012:BW5398
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid en bewijslast bij belastinginvordering
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van belanghebbende, X B.V., voor de betaling van loonbelasting die door A Limited verschuldigd was. De Ontvanger had op 11 november 2002 een beschikking afgegeven waarin belanghebbende aansprakelijk werd gesteld op basis van artikel 49 van de Invorderingswet 1990. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Ontvanger deze beschikking. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep ongegrond, maar de Hoge Raad vernietigde deze uitspraak op 19 december 2008 en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
Het Hof oordeelde dat de Ontvanger bij het verlenen van uitstel van betaling voor de naheffingsaanslag van 5 december 2000 niet voldoende zekerheid had verlangd van A Limited. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de naheffingsaanslag voor zover A Limited zekerheid had kunnen bieden. Belanghebbende diende echter aan te tonen dat A Limited op de relevante data zekerheid had kunnen stellen, wat het Hof niet bewezen achtte.
Belanghebbende voerde ook aan dat het recht tot dwanginvordering en verrekening van de naheffingsaanslagen was verjaard, maar het Hof verwierp deze stelling omdat partijen na verwijzing geen nieuwe stellingen mochten inbrengen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte belanghebbende had belast met het bewijs van de mogelijkheid tot het stellen van zekerheid door A Limited en dat het Hof ook onjuist had geoordeeld over de verjaring van het recht tot dwanginvordering. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.