In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de Dienst Toeslagen, die volgens eiser niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Eiser had eerder een uitspraak van de rechtbank van 17 oktober 2023, waarin de Dienst Toeslagen werd opgedragen om binnen twee weken opnieuw te beslissen. Eiser stelt dat deze termijn niet is nageleefd, wat hem noopte om beroep in te stellen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn een nieuw besluit heeft genomen. Hierdoor wordt de Dienst opgedragen om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, omdat de Dienst niet tijdig heeft gehandeld. De rechtbank wijst het verzoek van de Dienst om een lagere dwangsom af, en benadrukt dat het niet aan de rechtbank is om structurele oplossingen voor capaciteitsproblemen van de Dienst te bieden.
De uitspraak concludeert dat de Dienst het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.