ECLI:NL:RBZWB:2024:385

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
BRE-23_1658
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig overleggen van volmacht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024, wordt het verzet van belanghebbende B.V. tegen een eerdere uitspraak van 15 september 2023 behandeld. In die eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk omdat er geen volmacht was overgelegd. De rechtbank heeft het verzet op 12 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de inspecteur aanwezig was, maar de gemachtigde van belanghebbende niet. De rechtbank concludeert dat de uitnodiging voor de zitting op de juiste wijze en tijdig is verzonden, en dat de gemachtigde de uitnodiging heeft ontvangen.

De rechtbank beoordeelt of de eerdere uitspraak terecht was en komt tot de conclusie dat het verzet ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde onvoldoende bewijs heeft geleverd om te twijfelen aan de ontvangst van de aangetekende post. De rechtbank wijst erop dat de gemachtigde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de brieven niet heeft ontvangen, en dat de stelling dat hij op vakantie was niet voldoende is om de ontvangst van de post te betwijfelen.

Uiteindelijk blijft de uitspraak van 15 september 2023 in stand, en wordt het verzet ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1658

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 op het verzet van

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats 1] , belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: mr. I. Garlemos),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 september 2023 in het geding tussen
belanghebbende
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 15 september 2023 waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet overleggen van een volmacht.
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 12 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen namens de inspecteur [naam inspecteur] . Namens belanghebbende was niemand aanwezig.
1.2.
Gesteld gemachtigde is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 29 november 2023 naar het adres [adres] [plaats 2] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Aangezien uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 30 november 2023 aan gesteld gemachtigde is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1.3.
Bij het toesturen van de uitnodiging om op de zitting te verschijnen wordt ook een formulier proceskosten meegezonden. Gesteld gemachtigde heeft deze ingevuld retour gezonden op 5 december 2023. Ook hieruit kan worden afgeleid dat gesteld gemachtigde de uitnodiging heeft ontvangen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 15 september 2023 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beroep
4. Het beroepschrift gaat over de uitspraak op bezwaar van 20 januari 2023 betreffende de bij beschikking vastgestelde boete aangaande de omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2022 met [aanslagnummer] F.01.2621.
De uitspraak van 15 september 2023
5. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat er, ook na een aangetekende herinneringsbrief, geen volmacht is overgelegd en dat daarom niet is aangetoond dat gesteld gemachtigde namens belanghebbende beroep mocht instellen.
6. Gesteld gemachtigde voert in verzet aan dat hij dagelijks bezwaarschriften, verzoekschriften, verzetschriften en dagvaardingen opmaakt en daarbij de gangbare regels en termijnen in acht neemt. Gesteld gemachtigde stelt verder dat de brieven van 10 maart 2023 (eerste brief) en 28 april 2023 (aangetekende herinneringsbrief) hem nooit bereikt hebben. Gesteld gemachtigde stelt het bijzonder vreemd te vinden dat de brief van 28 april 2023 volgens gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald zou zijn. Hij stelt dat hij op 27 april 2023 op vakantie was in Barcelona en na terugkomst op 1 mei 2023 aansluitend in Duitsland was.
7. Deze verzetsgronden slagen niet. De rechtbank legt dit uit.
8. De stelling van gesteld gemachtigde over zijn werkwijze is niet voorzien van een conclusie en verder ook niet onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Met betrekking tot de stelling dat hij diverse brieven niet heeft ontvangen overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt vast dat de brief van 28 april 2023 aangetekend is verzonden naar het door de gesteld gemachtigde opgegeven adres. Uit de gegevens van PostNL, zoals die bij de uitspraak zijn gevoegd, volgt dat de zending op 3 mei 2023 is afgehaald bij een PostNL-punt. De rechtbank acht op grond hiervan het vermoeden van ontvangst van dit stuk gerechtvaardigd. Nu gesteld gemachtigde de ontvangst van dit stuk ontkent, dient gesteld gemachtigde dit vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat gesteld gemachtigde aannemelijk maakt dat het stuk niet op zijn adres is ontvangen of aangeboden, voldoende is dat op grond van hetgeen gesteld gemachtigde aanvoert de ontvangst of aanbieding van het stuk redelijkerwijs kan worden betwijfeld. [1]
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft gesteld gemachtigde onvoldoende aangevoerd om de ontvangst of aanbieding van de aangetekende postverzending te betwijfelen. Uit de door gesteld gemachtigde overlegde stukken volgt dat hij op 1 mei 2023 is teruggevlogen vanuit Barcelona naar Düsseldorf. Over zijn verblijf op de datum waarop het aangetekend verzonden stuk is afgehaald, 3 mei 2023, zegt dat echter niets. De enkele stelling van gesteld gemachtigde dat hij op die datum in Duitsland verbleef, acht de rechtbank onvoldoende om de aanbieding of ontvangst te betwijfelen. Gesteld gemachtigde heeft verder in het algemeen verwezen naar problemen met aangetekende postverwerking, maar ook dat acht de rechtbank onvoldoende. Welke conclusie gesteld gemachtigde aan die verwijzing verbindt, blijft onduidelijk. Voor zover hij heeft bedoeld te stellen dat het een fout van PostNL is geweest dat het poststuk is geregistreerd als afgehaald, acht de rechtbank dat niet geloofwaardig. Het krantenartikel waarnaar gesteld gemachtigde verwijst gaat over onjuist/niet bezorgde post, terwijl het in dit geval gaat om afgehaalde post. Wat in dit geval volgens gesteld gemachtigde onjuist zou zijn verlopen, heeft gemachtigde niet gesteld.

Conclusie en gevolgen

10. De gronden van het verzet slagen niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 15 september 2023.
11. Gesteld gemachtigde heeft in de verzetprocedure alsnog een volmacht overgelegd. De rechtbank merkt hierover op dat bij het niet voldoen aan enig bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, het beroep wegens dit verzuim niet-ontvankelijk verklaard kan worden. Dit verzuim kan in verzet niet worden hersteld. [2] Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 15 september 2023 in stand blijft.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 26 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Vgl Hoge Raad 7 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:705
2.Vgl Hoge Raad, 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:2