Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
“Motivering van de voorgenomen naheffingsaanslag
Motivering
“de motor verkeert zover waarneembaar in een goed werkende staat, geen onderhoudshistorie aanwezig”. Dat staat haaks op de pro forma schadeofferte die één dag voor de taxatie is opgemaakt, en de schadefactuur die is opgemaakt ruim twee weken na de taxatie. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de inspecteur heeft belanghebbende met hetgeen zij heeft overgelegd, niet aannemelijk gemaakt dat op het moment van aangifte de auto motorschade had waarmee in de handelsinkoopwaarde rekening mee moet worden gehouden.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 8.159;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 500;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende van € 2.370;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden.