ECLI:NL:RBZWB:2024:3674

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/9306
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging en terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na schending van de inlichtingenplicht en verblijf in het buitenland

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging, intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Eiseres ontving sinds 6 december 2011 een bijstandsuitkering, maar Orionis, het dagelijks bestuur, heeft op 1 mei 2023 besloten haar recht op bijstand te beëindigen en terug te vorderen. Dit besluit volgde op een rechtmatigheidsonderzoek naar aanleiding van een anonieme melding dat eiseres werkzaamheden verrichtte in een grillroom en langer in het buitenland verbleef dan toegestaan.

De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van Orionis. De rechtbank concludeert dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar verblijf in het buitenland en de werkzaamheden die zij verrichtte. De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de bijstandsuitkering per 1 april 2023 en de terugvordering van € 10.983,10 terecht zijn. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat er zeer dringende redenen waren om van intrekking en terugvordering af te zien.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de toepassing van de wet in dit geval geen ruimte biedt voor een toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 5 juni 2024 door rechter J.W. Ponds, in aanwezigheid van griffier T.B. Both-Attema.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9306 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

gemachtigde: mr. B.H. Vader,
en

Het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging, intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
Orionis heeft met het besluit van 1 mei 2023 (primair besluit) het recht op bijstand van eiseres beëindigd, ingetrokken en teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
Met het bestreden besluit van 16 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is Orionis bij dat besluit gebleven.
1.2.
Orionis heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en mr. N. Feijtel en [naam 1] namens Orionis.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres ontving sinds 6 december 2011 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Orionis is een rechtmatigheidsonderzoek gestart na de ontvangst van een anonieme melding dat eiseres zou werken in Grillroom [naam 2] in [plaats 2] . Orionis heeft administratief onderzoek verricht, de bankafschriften bij eiseres opgevraagd en waarnemingen verricht bij [naam 2] in de periode van 10 januari 2023 tot en met 23 februari 2023. Op 9 februari 2023 heeft een verhoor (met tolk) plaatsgevonden door sociaal rechercheurs van Orionis. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 1 mei 2023. Orionis heeft geconstateerd dat eiseres werkzaamheden heeft verricht bij [naam 2] , waarvan zij geen melding heeft gemaakt. Ook heeft Orionis geconstateerd dat eiseres in 2022 langer in het buitenland heeft verbleven dan is toegestaan. Vervolgens heeft Orionis het primaire besluit genomen en dat in bezwaar gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of Orionis terecht het recht op bijstand heeft beëindigd per 1 april 2023, het recht op bijstand heeft ingetrokken van 15 juni 2022 tot en met 12 juli 2022, van 1 augustus 2022 tot en met 14 november 2022, van 15 november 2022 tot en met 31 december 2022 en van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023 en de als gevolg hiervan onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering van eiseres heeft teruggevorderd tot een bedrag van netto € 10.983,10. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Het bestreden besluit
Orionis stelt zich op het standpunt dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden doordat zij geen melding heeft gemaakt van langer verblijf in het buitenland dan toegestaan en van de werkzaamheden die zij heeft verricht bij [naam 2] in [plaats 2] . Op grond daarvan heeft Orionis de bijstandsuitkering ingetrokken en de onverschuldigd betaalde uitkering van haar teruggevorderd. Orionis stelt dat geen sprake is van (zeer) dringende redenen om van herziening en terugvordering af te zien.
6.
Beroepsgronden
Eiseres voert aan dat Orionis ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van zeer dringende redenen om af te zien van intrekking en terugvordering. De acute noodsituatie is erin gelegen dat eiseres in haar woonomgeving langdurig zeer ernstig bedreigd werd en haar moeder althans tante in Turkije zich in een acute noodsituatie bevonden. Verder stelt eiseres dat zij geen op geld waardeerbare arbeid heeft verricht en slechts op therapeutische basis bij [naam 2] is geweest. Zij ging daarheen om te praten en om te helpen. Ter zitting heeft eiseres een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel.
7.
Overwegingen.
In het primaire besluit staat dat is besloten om het recht van eiseres op bijstand te beëindigen met ingang van 1 april 2023, en dat daarnaast is besloten om het recht op bijstand over de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 in te trekken. De rechtbank begrijpt het bestreden besluit zo dat niet bedoeld is om het recht op uitkering per 1 april 2023 te beëindigen, maar om dat (ook) vanaf die datum in te trekken. Van beëindiging kan immers slechts sprake zijn indien aan een besluit tot toekenning van periodieke bijstand de juridische werking wordt ontnomen met ingang van een dag die is gelegen op of na de datum van het besluit tot beëindiging. Aangezien de intrekking vanaf die datum niet is beperkt tot een bepaalde periode en er geen (daadwerkelijk) beëindigingsbesluit is genomen, strekt de werking van dit intrekkingsbesluit zich ook uit over de periode na de datum waarop het primaire intrekkingsbesluit is genomen en heeft het daarmee feitelijk geleid tot een beëindiging van de uitkering vanaf 1 mei 2023.
Het besluit tot intrekking van bijstand is een voor betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandsverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat in dit geval aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan, in beginsel op Orionis rust. De rechtbank is van oordeel dat Orionis daaraan heeft voldaan.
7.1.
Verblijf buitenland
Verblijf in het buitenland kan relevant zijn voor het recht op bijstand, aangezien er bij een verblijf buiten Nederland langer dan vier weken per kalenderjaar geen recht op bijstand bestaat (artikel 13 lid 1 onder e Participatiewet).
Niet in geschil is dat eiseres in 2022 langer dan vier weken in Turkije is verbleven. Eiseres had toestemming van Orionis gekregen voor een verblijf in Turkije van 15 februari 2022 tot en met 15 maart 2022 (periode I). Voor het verblijf van 15 juni 2022 tot en met 12 juli 2022 (periode II) had zij geen toestemming gekregen en voor het verblijf van 15 november 2022 tot en met 31 december 2022 (periode III) heeft eiseres geen toestemming gevraagd.
Met haar beroep op een acute noodsituatie betoogt eiseres, zo begrijpt de rechtbank, dat het college toepassing had moeten geven aan artikel 16 Participatiewet.
Eiseres stelt dat er zeer dringende redenen zijn en wijst er daarbij op dat zij zich niet veilig voelt op de plek waar zij woont omdat zij wordt bedreigd. Dit houdt verband met het feit dat haar zoons in detentie zitten wegens het plegen van een ernstig delict in [plaats 1] . Eiseres gaat daarom graag naar Turkije om tot rust te komen. Verder stelt eiseres dat haar moeder althans tante zich in Turkije in een acute noodsituatie bevonden.
De rechtbank overweegt dat het bij de toepassing van de zeer dringende reden in de zin van artikel 16 Participatiewet niet gaat om de reden voor het verblijf in Turkije, maar om de gevolgen van het feit dat zij tijdens dat verblijf (in periodes II en III) geen bijstandsuitkering krijgt. Dat eiseres daardoor in een acute situatie van behoeftigheid is komen te verkeren, is door haar niet onderbouwd.
Eiseres had tijdens periodes II en III dus geen recht op bijstand en had daarom het college ervan in kennis moeten stellen dat zij (toch) naar het buitenland vertrok. Door dat niet te doen heeft eiseres de inlichtingenplicht geschonden. Op grond hiervan heeft het college terecht de bijstandsuitkering op grond van artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de Participatiewet ingetrokken over de periode van 15 juni 2022 tot en met 12 juli 2022 en van 15 november 2022 tot en met 31 december 2022.
De beroepsgrond slaagt niet.
7.2.
Werkzaamheden
Volgens vaste rechtspraak, zoals de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 februari 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:578), is het verrichten van op geld waardeerbare activiteiten een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn en daarom gemeld moet worden aan het bijstandsverlenend orgaan. De intentie waarmee die werkzaamheden worden verricht speelt geen rol. Ook is niet van belang of uit die werkzaamheden daadwerkelijk inkomsten worden genoten.
Tijdens het rechtmatigheidsonderzoek van Orionis heeft eiseres aanvankelijk tegenover de sociaal rechercheurs verklaard dat zij geen inkomsten heeft, dat zij naar [naam 2] gaat om thee te drinken en dat zij daar soms een beetje helpt. Eiseres heeft verklaard dat zij niet in staat is te werken omdat zij last heeft van haar rug en niet lang kan staan en dat zij bovendien geen enkele betaling heeft ontvangen.
Na confrontatie met de waarnemingen en gemaakte foto’s heeft eiseres verklaard dat zij sinds augustus 2022 hooguit twee uur per dag in [naam 2] werkte. Als zij in de avond aanwezig was, dan dronk zij alleen koffie en thee. Na het gesprek met de sociaal rechercheurs heeft eiseres op verzoek een verklaring over de gewerkte uren ingeleverd, die is ondertekend door haarzelf en door de eigenaar van [naam 2] . Eiseres heeft verklaard dat de exacte tijden niet meer zijn terug te halen maar dat zij in september 2022 is gestart met het bezoeken van [naam 2] , dat zij wel eens meehelpt maar geen geld krijgt. Dat ze zo haar sociale contacten onderhoudt hetgeen wordt gestimuleerd door haar begeleiding door “Zeeuwse Gronden” en dat ze soms eten of drinken krijgt. Verder heeft eiseres verklaard dat ze vanaf januari 2023 is gaan helpen met de voorbereidingen, gemiddeld twee tot drie dagdelen per week en op die dagen twee tot vier uur werkzaamheden verricht en zij daar alleen maar is voor afleiding en invulling van de dag.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van eiseres, in samenhang met de verrichte waarnemingen en foto’s, voldoende grondslag bieden voor het standpunt van Orionis dat eiseres op geld waardeerbare werkzaamheden bij [naam 2] heeft verricht. Het betoog van eiseres dat zij daar slechts kwam voor afleiding en invulling van de dag en dat zij geen enkele betaling ontving, doet hier niet aan af. De aanwezigheid op een werkplek tijdens reguliere arbeidsuren veronderstelt dat de betreffende persoon bij geconstateerde aanwezigheid ook daadwerkelijk op geld waardeerbare arbeid heeft verricht. Het is dan aan de betrokkene het tegendeel te bewijzen (ECLI:NL:CRVB:2016:3024 en ECLI:NL:CRVB:2020:1882). Eiseres is daarin niet geslaagd. Het is invoelbaar dat eiseres de situatie thuis wilde ontvluchten en afleiding zocht, maar het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden had zij niettemin moeten melden. Omdat eiseres van haar werkzaamheden in [naam 2] geen melding heeft gemaakt bij Orionis, heeft zij de inlichtingenplicht geschonden.
Schending van de inlichtingenplicht is een rechtsgrond voor intrekking van bijstand wanneer als gevolg daarvan het recht op bijstand niet (langer) kan worden vastgesteld. Het ligt op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat zij, als zij wel aan de inlichtingenplicht zou hebben voldaan, over de beoordelingsperiode recht op (aanvullende) bijstand had gehad. Eiseres is daar niet in geslaagd. De door eiseres ingeleverde verklaring van 23 februari 2023 over de gewerkte uren is daarvoor onvoldoende. Dit overzicht is achteraf door eiseres is opgesteld en wordt niet onderbouwd door objectieve en controleerbare gegevens. Hiermee heeft eiseres onvoldoende duidelijkheid verschaft over de precieze omvang van de door haar verrichte werkzaamheden.
Orionis heeft daarom terecht overwogen dat het recht op bijstand in de te beoordelen perioden niet kan worden vastgesteld. Orionis was dan ook verplicht het recht op bijstand over die perioden in te trekken op grond van artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de Participatiewet. Ook heeft Orionis de bijstandsuitkering van eiseres terecht per 1 april 2023 ingetrokken.
7.3.
Evenredigheidsbeginsel.
Eiseres heeft in verband met de moeilijke situatie waarin zij verkeert een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel. Eiseres heeft erop gewezen dat het mentaal en fysiek erg slecht met haar gaat. Eiseres stelt dat Orionis alleen maar de regels toepast zonder rekening te houden met haar situatie. De rechtbank begrijpt dat eiseres zich in een moeilijke situatie bevindt die haar zeer aangrijpt. Het gaat hier echter, voor wat betreft de intrekking van de bijstandsuitkering, om toepassing van dwingendrechtelijke bepalingen en dan bestaat er geen ruimte om te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel.
7.4.
Terugvordering
Uit het voorgaande volgt dat aan eiseres onverschuldigd een bijstandsuitkering is betaald. De vordering bedraagt in totaal € 10.983,10. Tegen de terugvordering heeft eiseres geen zelfstandige gronden aangevoerd. Voor zover het beroep van eiseres op het evenredigheidsbeginsel (tevens) moet worden begrepen als een beroep op dringende redenen in de zin van artikel 58 lid 8 Participatiewet, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die Orionis niet heeft betrokken in de belangenafweging in het kader van haar besluit om niet van terugvordering af te zien.
De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 5 juni 2024 gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
In artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Participatiewet is bepaald dat degene die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland, geen recht heeft op bijstand.
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet kan het college aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet doet de belanghebbende aan Orionis op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Op grond van artikel 54, eerste volzin, van de Participatiewet, voor zover hier van belang, herziet Orionis, onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand en terzake van weigering van bijstand, een dergelijk besluit of trekt het in indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 17, eerste lid heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet vordert Orionis van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terug, voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
Op grond van het achtste lid kan Orionis, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.