AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling van navorderingsaanslagen en verzuimboeten in het belastingrecht met betrekking tot belanghebbende uit België
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 30 mei 2024, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende uit België die in beroep gaat tegen navorderingsaanslagen en verzuimboeten opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende over het jaar 2013 niet de vereiste aangifte heeft gedaan, waardoor de bewijslast omgekeerd en verzwaard dient te worden. De navorderingsaanslag IB/PVV 2013 wordt niet te hoog geacht, en de inspecteur heeft terecht revisierente en belastingrente in rekening gebracht. De verzuimboeten voor de jaren 2014 tot en met 2016 en 2019 worden eveneens als terecht en passend beoordeeld. De rechtbank wijst het verzoek van de belanghebbende om schadevergoeding af, omdat de beroepen ongegrond zijn verklaard. De rechtbank concludeert dat de inspecteur niet in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel en dat de opgelegde verzuimboeten terecht zijn opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.
Voetnoten
1.Artikel 27e eerste lid, van de AWR.
3.De pensioenaanspraak op grond van artikel 19b, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 en de lijfrenteaanspraak op grond van artikel 3.133, eerste lid en tweede lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001.
4.Artikel 18, derde lid, van Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen.
5.Artikel 30i, lid 1, aanhef en letters a en b, en lid 2, van de AWR.
6.Artikel 67a, eerste lid, van de AWR (teksten van de betreffende jaren).
7.Paragraaf 21, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB).
8.Paragraaf 21, zesde lid, van het BBBB.
11.Artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (oud). Dit wetsartikel is nog van toepassing op basis van overgangsrecht bij de invoering van titel 8.4 van de Awb, te weten artikel V van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb. 2013, 50) in samenhang bezien met de omstandigheid dat artikel 4:126 van de Awb nog niet in werking is getreden (vgl. Stb. 2013, 162).