ECLI:NL:RBZWB:2024:3523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
23/2420
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot medewerking aan onderzoek naar arbeidsmogelijkheden en oplegging van maatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een echtpaar, en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Baanbrekers had eisers verplicht om mee te werken aan een onderzoek naar hun arbeidsmogelijkheden, wat leidde tot de oplegging van twee maatregelen: een verlaging van de uitkering met 100% voor de duur van één maand en vervolgens voor twee maanden. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, waarbij zij stelden dat zij voldoende medewerking hadden verleend door medische rapportages over te leggen en dat de opgelegde verplichtingen onterecht waren. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 maart 2024 en heeft vastgesteld dat Baanbrekers terecht de verplichting tot medewerking heeft opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de door eisers overgelegde medische rapportages uit 2017 onvoldoende waren om de arbeidsongeschiktheid van eiseres aan te tonen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eisers niet voldoende hebben aangetoond dat zij niet in staat waren om mee te werken aan het onderzoek, en dat de opgelegde maatregelen in overeenstemming waren met de Participatiewet. Echter, de rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het betreft de tweede maatregel, omdat eisers in hun bezwaar voldoende bereidheid hebben getoond om mee te werken aan het onderzoek. De rechtbank heeft bepaald dat Baanbrekers de uitkering van eisers over de periode van 1 januari 2023 tot en met 28 februari 2023 moet nabetalen en dat het betaalde griffierecht van € 50,- aan eisers moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: 23/2420 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres], uit [plaats] ,

hierna gezamenlijk aangeduid als eisers,
en
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers(Baanbrekers), verweerder.

Inleiding

1. Baanbrekers heeft eisers in een besluit van 22 september 2022 (primair besluit I) de verplichting opgelegd om mee te werken aan onderzoek naar hun arbeidsmogelijkheden.
Baanbrekers is in een besluit van 22 november 2022 (primair besluit II) overgegaan tot het opleggen van een maatregel in de vorm van verlaging van de uitkering met 100% voor de duur van één maand, te weten van 1 december 2022 tot en met 31 december 2022.
Baanbrekers heeft in een besluit van 21 december 2022 (primair besluit III) opnieuw een maatregel opgelegd aan eisers, in de vorm van verlaging van de uitkering met 100% voor de duur van twee maanden, te weten van 1 januari 2023 tot en met 28 februari 2023.
Baanbrekers heeft in een beslissing op bezwaar van 8 maart 2023 (bestreden besluit) de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld, gelijktijdig met de zaken onder procedurenummers 23/730, 23/2921 en 23/2420 PW. Eisers zijn verschenen. Baanbrekers werd vertegenwoordigd door [naam 1] .
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
2. Op 24 maart 2022 hebben eisers een gesprek gevoerd met de werkmakelaar van Baanbrekers. Daarbij is vastgesteld dat eiser arbeidsgeschikt is, en dat op hem de arbeidsverplichtingen van toepassing zijn. Eiseres heeft gesteld dat zij arbeidsongeschikt is. Baanbrekers heeft een bedrijfsarts van Active Health Group (hierna: AHG) ingeschakeld om hier onderzoek naar te doen. Eisers hebben vervolgens aan AHG laten weten dat eiseres reeds eerder bij een bedrijfsarts is geweest, en dat de rapporten in het bezit zijn van Baanbrekers. Vervolgens heeft een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van Baanbrekers, dat uiteindelijk vroegtijdig is beëindigd door de werkmakelaar. Als gevolg van dit gesprek hebben eisers zich per e-mail van 10 mei 2022 ziek gemeld, en een klacht ingediend.
In een brief van 10 mei 2022 is aan eisers medegedeeld dat zij verplicht zijn om mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Er is een afspraak gepland bij de bedrijfsarts op 16 juni 2022. Eisers hebben zich afgemeld voor deze afspraak, en daarbij gesteld dat de benodigde medische informatie opgevraagd kan worden bij de huisarts. AHG heeft eiseres vervolgens uitgenodigd voor een online consult op 21 juli 2022. Hiervoor heeft zij zich opnieuw afgemeld. AHG heeft vervolgens besloten om medische informatie op te vragen bij de behandelend artsen, en heeft hiervoor een machtiging toegestuurd. Eisers hebben in reactie hierop gesteld dat zij al medische rapporten aan Baanbrekers hebben verstrekt, en enkel toestemming gegeven om informatie op te vragen bij de huisarts middels één specifieke vraag.
In primair besluit I is eisers de verplichting opgelegd om mee te werken aan een onderzoek naar haar arbeidsmogelijkheden, en is nogmaals de kans geboden om binnen één week de machtigingen te ondertekenen óf een afspraak te maken met AHG voor een fysiek consult.
Nadat Baanbrekers via AHG heeft vernomen dat de machtigingen niet zijn ondertekend en er nog geen afspraak was gemaakt voor een consult bij de bedrijfsarts, heeft hij met een brief van 14 november 2022 gemeld dat de bedrijfsarts een huisbezoek zal afleggen op 21 november 2022. Ook heeft hij aangekondigd dat zal worden overgegaan tot het opleggen van een maatregel als geen medewerking wordt verleend. Eisers hebben het huisbezoek op 17 november 2022 afgezegd. Baanbrekers heeft op 18 november 2022 eisers laten weten dat het weigeren van het huisbezoek en niet opsturen van de machtiging voor eiseres wordt gezien als onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de arbeidsmogelijkheden. Baanbrekers heeft gevraagd of eisers blijven weigeren om mee te werken aan dit onderzoek. De gemachtigde van eisers heeft hierop te kennen gegeven dat zij bij hun standpunt blijven.
In primair besluit II heeft Baanbrekers een maatregel opgelegd in de vorm van verlaging van de uitkering met 100% voor de duur van één maand, te weten van 1 december 2022 tot en met 31 december 2022. In het besluit is opgenomen dat het opnieuw niet nakomen van een verplichting binnen een periode van 12 maanden kan leiden tot een zwaardere maatregel.
Baanbrekers heeft eiseres in een brief van 1 december 2022 verzocht om uiterlijk 20 december 2022 aan te geven of zij alsnog wil mee werken aan het onderzoek naar haar arbeidsmogelijkheden.
In primair besluit III heeft Baanbrekers eisers opnieuw een maatregel opgelegd, ditmaal inhoudende een verlaging van de uitkering met 100% voor de duur van twee maanden.
In het bestreden besluit heeft Baanbrekers de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
In april 2023 hebben eisers alsnog medische machtigingen verleend, en na onderzoek is eiseres door Baanbrekers volledig vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen tot 2034.
Standpunt Baanbrekers
3.
Volgens Baanbrekers is aan eiseres terecht de verplichting opgelegd om mee te werken aan het onderzoek van de bedrijfsarts. De door eisers overgelegde medische rapportages uit 2017 bieden onvoldoende uitsluitsel, gelet op de inhoud ervan en de verstreken tijd. Volgens Baanbrekers is voldoende maatwerk verleend door het aanbieden van online consulten en een huisbezoek. Hij stelt verder dat eiseres de medewerkingsverplichting heeft geschonden als bedoeld in artikel 9, eerste lid, sub b, van de Participatiewet, omdat zij de aan haar opgelegde verplichting, ondanks verschillende geboden kansen, niet is nagekomen. Volgens Baanbrekers is hierdoor sprake van een maatregelwaardige gedraging in de zin van artikel 18, vierde lid, sub h, onder de Participatiewet. Hij stelt verder dat sprake is van recidive, waardoor hij terecht een tweede maatregel heeft opgelegd. Er is geen sprake van de afwezigheid van verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 18, negende lid, van de Participatiewet.
Het standpunt van eisers
4. Volgens eisers hebben zij voldoende medewerking verleend door het overleggen van de medische rapportages uit 2017, die volgens hen niet te oud zijn. Uit deze rapportages zou voldoende blijken dat eiseres duurzaam arbeidsongeschikt is. Eisers stellen dat zij deze medische rapportages onder druk en bedreiging van de betrokken werkmakelaar hebben overlegd, en dat bij Baanbrekers sprake is van vooringenomenheid. Eisers wijzen erop dat zij op 10 mei 2022 een klacht hebben ingediend bij Baanbrekers. Baanbrekers heeft ook ten onrechte het voorstel afgewezen om de huisarts (op de praktijk) aanwezig te laten zijn bij een gesprek met de bedrijfsarts. Eisers wijzen verder op een brief van de huisarts van 14 februari 2023, een rapport van AHG van 19 april 2023, en de brief van Baanbrekers van 17 oktober 2023 waarin is opgenomen dat eiseres tot en met haar pensioen in 2034 niet kan werken. Eisers stellen verder dat Baanbrekers een schadevergoeding had moeten toekennen voor het handelen van de heer [naam 2] . Ten slotte verzoeken zij de rechtbank om de camerabeelden van het gesprek van 10 mei 2022 te bestuderen.
Relevante wet- en regelgeving
5. De relevante wet- en regelgeving in deze zaak is opgenomen in een bijlage, die is gehecht aan deze uitspraak.
Mocht Baanbrekers eiseres een verplichting opleggen om mee te werken aan onderzoek?
6. Naar het oordeel van de rechtbank mocht Baanbrekers overgaan tot het opleggen van de verplichting tot het meewerken aan een onderzoek door een bedrijfsarts. Baanbrekers stelt terecht dat bij het onderzoek naar de arbeidsmogelijkheden van eiseres niet kon worden volstaan met de door eisers overgelegde medische rapportages uit 2017. Uit de informatie in deze rapportages kan namelijk niet worden afgeleid dat eiseres duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Een actuele beoordeling was daarom nodig. Deze beoordeling heeft Baanbrekers niet kunnen (laten) uitvoeren, omdat eiseres zich voorafgaand aan de opgelegde verplichting heeft afgemeld voor het fysieke consult bij de bedrijfsarts van 10 mei 2022 en het online consult van 21 juli 2022.
7. De stelling van eisers dat de benodigde medische informatie kon worden opgevraagd bij de huisarts slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie de uitspraak van 13 maart 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV8655) is het namelijk niet aan de betrokkene, maar aan het bijstandsverlenende orgaan is om te bepalen welke arts van welke instantie een onderzoek naar arbeidsmogelijkheden gaat uitvoeren.
De weigering om mee te werken aan een onderzoek door de bedrijfsarts en om toestemming om informatie op te vragen bij de behandelend artsen kan worden gekwalificeerd als het nalaten om mee te werken aan een medisch onderzoek tot arbeidsinschakeling. De rechtbank gaat voorbij aan de brief van de huisarts van 14 februari 2023, het rapport van AHG van 19 april 2023 en de brief van Baanbrekers van 17 oktober 2023, nu deze stukken dateren van (ruim) na de periode in geding. Zij geven daarom geen uitsluitsel over de gezondheidstoestand van eiseres ten tijde van de door Baanbrekers opgelegde verplichting.
Mocht Baanbrekers eisers een maatregel opleggen?
8. Baanbrekers heeft in primair besluit I een termijn van één week gegeven aan eisers om alsnog de medische machtiging te ondertekenen of een afspraak te maken met de bedrijfsarts. Niet in geschil is dat hierop geen actie is ondernomen door eisers. Bij wijze van uitzondering heeft Baanbrekers een huisbezoek door de bedrijfsarts op 21 november 2022 georganiseerd. Ook dit huisbezoek is door eisers geannuleerd. Eisers hebben hiermee verhinderd dat Baanbrekers zijn taak kon uitoefenen om zorgvuldig te onderzoeken of arbeidsinschakeling van eiseres als bijstandsgerechtigde mogelijk is.
9. Het niet meewerken aan het onderzoek leidt op grond van artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de Participatiewet in beginsel tot verlaging van de bijstand. De enkele niet onderbouwde stelling van eisers dat zij de bedrijfsarts partijdig vinden en dat zij hem niet vertrouwen, is onvoldoende om te weigeren om te verschijnen op een consult bij de bedrijfsarts. De rechtbank wijst hierbij op een uitspraak van de CRvB van 12 mei 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:1093). De bewijslast van feiten en omstandigheden die het oordeel kunnen dragen dat eiseres geen enkel verwijt treft van het niet nakomen van de re-integratieverplichting, rust op haar. Dit vloeit voort uit het uitzonderingskarakter van artikel 18, negende lid, van de Participatiewet (zie ook de uitspraak van de CRvB van 19 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2565). Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat geen sprake is van verwijtbaarheid aan hun zijde. De ziekmeldingen tegenover Baanbrekers en de bedrijfsarts zijn niet met actuele objectieve gegevens onderbouwd, waardoor niet is aangetoond dat eiseres niet in staat was om mee te werken aan het onderzoek van de bedrijfsarts. Eiseres heeft ook anderszins niet aangetoond een goede reden te hebben om medewerking te weigeren. Verder is gesteld noch gebleken dat sprake is van dringende redenen als bedoeld in artikel 18, tiende lid, van de Participatiewet, op grond waarvan had moeten worden afgezien van het opleggen van de maatregel. In artikel 26, eerste lid, van de Verzamelverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ 2022 (de Verzamelverordening) is opgenomen dat als een uitkeringsgerechtigde een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, de verlaging 100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bedraagt. De opgelegde (eerste) maatregel is daarom ook in overeenstemming met de Verzamelverordering.
Mocht Baanbrekers eisers een tweede maatregel opleggen wegens recidive?
10. In een brief van 1 december 2022 is eiseres opnieuw verzocht om voor 20 december 2022 kenbaar te maken of zij alsnog wil meewerken aan het onderzoek naar haar arbeidsmogelijkheden. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:
“Wij geven u de mogelijkheid om voor 20 december 2022 kenbaar te maken of mevrouw [eiseres] van mening is veranderd en alsnog mee wil werken aan het onderzoek naar haar arbeidsmogelijkheden. Als u alsnog besluit mee te werken dan zult u, opnieuw, uitgenodigd worden voor een gesprek bij onze bedrijfsarts”. In de brief is ook opgenomen dat als eiseres blijft weigeren om medewerking te verlenen aan het onderzoek, Baanbrekers dan wegens recidive de uitkering nog eens twee maanden met 100% zal korten. Nadat de brief op 9 december 2022 retour is ontvangen door Baanbrekers, is deze op 12 december 2022 ook per e-mail aan eisers verzonden.
Eisers hebben met een brief van 18 december 2022 bezwaar gemaakt tegen primair besluit I. Daarin bieden zij tevens aan om op de praktijk en in het bijzijn van de huisarts te spreken met de bedrijfsarts van Baanbrekers. Ook hebben zij een brief bijgevoegd van de fysiotherapeut van eiseres van 30 november 2017. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers daarmee, in reactie op de brief van 1 december 2022 en gelet op de hiervoor weergegeven formulering van het verzoek, zodanig bereidheid getoond om mee te werken aan het verzoek van Baanbrekers, dat Baanbrekers niet - zonder nader overleg met eisers - mocht overgaan tot het opleggen van een tweede maatregel wegens recidive. Dit betekent dat het bestreden besluit in zoverre geen stand kan houden.
Het verzoek om schadevergoeding
11. De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek van eisers om Baanbrekers te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding wegens het (feitelijke) handelen van de werkmakelaar. Een dergelijk verzoek kan niet worden behandeld binnen deze beroepsprocedure, omdat de gestelde schade niet voortvloeit uit de bestreden besluitvorming die in deze procedure ter beoordeling voorligt. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat eisers genoemde schade ook niet nader hebben onderbouwd of geconcretiseerd. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de camerabeelden van het gesprek van 10 mei 2022 te bestuderen, nu gesteld noch gebleken is dat deze relevant zijn voor de rechtmatigheid van de bestreden besluitvorming.
Conclusie en gevolgen
12. Gelet op wat in overweging 10 van deze uitspraak is overwogen, wordt het beroep gegrond verklaard. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, voor zover dit betrekking heeft op de tweede maatregel die Baanbrekers heeft opgelegd aan eisers in primair besluit III. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht, door primair besluit III te herroepen. Dit betekent dat een nabetaling moet plaatsvinden van de bijstandsuitkering van eisers over de periode van 1 januari 2023 tot en met 28 februari 2023.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet Baanbrekers aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. Er is aan de zijde van eisers geen sprake van proceskosten die vergoed moeten worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover het betreft de maatregel van 100% verlaging van de uitkering gedurende twee maanden in primair besluit III;
- herroept primair besluit III;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- wijst af het verzoek om schadevergoeding;
- draagt Baanbrekers op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier op 22 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Participatiewet
Op grond van artikel 9, eerste lid, sub b, van de Participatiewet dient de bijstandsgerechtigde mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Op grond van het derde lid geldt de bovenstaande verplichtingen voor ieder van de partners, indien de bijstand aan gehuwden wordt verleend. De partners hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan.
Op grond van artikel 18, vierde lid, sub h, van de Participatiewet verlaagt het college de bijstand indien de bijstandsgerechtigde de verplichting om mee te werken aan het onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, niet nakomt. De bijstand dient dan conform artikel 18, vijfde lid, van de Participatiewet te worden verlaagd voor 100% voor een bij de verordening vastgestelde periode van maximaal 3 maanden.
Op grond van artikel 18, negende lid, van de Participatiewet dient het college af te zien van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Op grond van artikel 18, tiende lid, van de Participatiewet stemt het college een op te leggen maatregel af op de omstandigheden van de bijstandsgerechtigde en diens mogelijkheden om middelen te verwerven, inden naar zijn oordeel, gelet op de bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.
Op grond van artikel 18, elfde lid, van de Participatiewet kan het college die op grond van het vijfde lid de bijstand heeft verlaagd, op verzoek van de bijstandsgerechtigde ten aanzien van wie de maatregel is opgelegd, de verlaging herzien zodra uit de houding en gedrag van belanghebbende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de verplichtingen bedoeld in het vierde lid nakomt.
Verzamelverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ 2022
De belangrijkste bepalingen van deze verordening luiden als volgt.
Artikel 23
Gedragingen van een uitkeringsgerechtigde waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a, 17 tweede lid, 18, 55 en 56a van de PW niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
a. eerste categorie:
1. Het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;
2. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling of re-integratie;
3. Het niet of voldoende meewerken aan een re-integratietraject;
4. Het niet of onvoldoende verrichten van een door het dagelijks bestuur opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, PW
5. Het onvoldoende aantoonbaar trachten arbeid of passende scholing te verkrijgen, te aanvaarden en te behouden gedurende de wachttijd van 4 weken na melding voor jongeren tot 27 jaar
b. tweede categorie:
1. Het door een alleenstaande ouder niet voldoen aan de re-integratieverplichtingen verbonden aan de in artikel 9a, eerste lid, PW bedoelde ontheffing, wat heeft geleid tot het intrekking van de ontheffing van de arbeidsplicht;
2. Andere gedragingen, die de inschakeling in arbeid belemmeren;
3. Het niet nakomen van de verplichtingen zoals genoemd in artikel 17 tweede lid PW of het niet nakomen van een nadere verplichting op basis van artikel 55 PW
4. Het niet of in onvoldoende mate meewerken aan de taaltoets zoals bedoeld in artikel 18b, tweede lid, PW, waarvoor belanghebbende een schriftelijke uitnodiging heeft ontvangen.
c. derde categorie:
1. Het niet nakomen van de in artikel 56a, tweede lid, van de PW neergelegde verplichting om gedurende een periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag waarop het recht op bijstand ontstaat, mee te werken aan het financieel ontzorgen.
2. Het zich niet (tijdig) laten registreren als werkzoekende bij het UWV of het niet (tijdig) laten verlengen van de registratie;
Artikel 25
1. De verlaging, bij gedragingen als bedoeld in de artikelen 23 en 24 van deze verordening, wordt vastgesteld op:
a. 100% van de bijstandsnorm of grondslag IOAW/IOAZ gedurende 1 maand bij gedragingen van de eerste categorie;
b. 20% van de bijstandsnorm of grondslag IOAW/IOAZ gedurende 1 maand bij gedragingen van de tweede categorie;
c. 5% van de bijstandsnorm of grondslag IOAW/IOAZ gedurende 1 maand bij gedragingen van de derde categorie.
2. Het dagelijks bestuur kan op basis van individuele omstandigheden besluiten om in afwijking van lid 1, onderdeel a, van dit artikel de maatregel effectueren door gedurende 2 maanden de uitkering met 50% te verrekenen.
3. Het dagelijks bestuur kan op basis van dringende redenen besluiten om het percentage, zoals genoemd in het eerste lid, onder a, van dit artikel te halveren.
4. Het dagelijks bestuur kan bij gedragingen uit de tweede en derde categorie, zoals bedoeld in de artikelen 23 en 24 van deze verordening, in plaats van een verlaging, een waarschuwing opleggen, als het dagelijks bestuur hiertoe in de individuele omstandigheden en/of dringende redenen aanleiding ziet.
5. Een waarschuwing wordt niet afgegeven wanneer sprake is van recidive zoals bedoeld in artikel 18, vijfde lid, onderdeel a, van deze verordening.
6. De duur van de verlaging als bedoeld in lid 1 van deze bepaling wordt verdubbeld indien er sprake is van recidive.
Artikel 26
1. Als een uitkeringsgerechtigde een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de PW niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de verlaging 100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand.
2. Het dagelijks bestuur kan op basis van individuele omstandigheden besluiten om in afwijking van lid 1 van dit artikel de maatregel te effectueren door gedurende 2 maanden de uitkering met 50% te verlagen.
3. De duur van de verlaging zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt verdubbeld als er sprake is van recidive en wordt vastgesteld op drie maanden als er sprake is van herhaalde recidive.