In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had op 20 april 2021 een teruggaaf van € 25.523 verleend aan belanghebbende, maar verklaarde het bezwaar van belanghebbende kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet aangehouden dient te worden en verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank legt uit dat de auto, een Rolls-Royce Dawn, op 6 augustus 2020 in Nederland geregistreerd was en dat er € 30.339 aan Bpm op aangifte was voldaan. Na beëindiging van de tenaamstelling op 19 maart 2021 heeft belanghebbende om een teruggaaf van Bpm verzocht. Belanghebbende verzocht om aanhouding van het beroep totdat vijf jaren zijn verstreken, maar de rechtbank volgt deze stelling niet. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om het beroep aan te houden en dat het beroep ongegrond verklaard dient te worden.
De beslissing houdt in dat de teruggaafbeschikking in stand blijft en dat belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert en openbaar gemaakt op 19 december 2023. Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.