ECLI:NL:RBZWB:2024:3456

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
22/3601 WMO
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de beoordeling van de indicatie voor wasverzorging

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de toekenning van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) over de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 maart 2025. Eiseres, die bekend is met spastische hemiplegie en rolstoelafhankelijk is, had eerder een indicatie voor 210 minuten huishoudelijke ondersteuning per week. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg heeft in een nieuw besluit van 24 februari 2022 de indicatie verlaagd naar 130 minuten per week, wat eiseres niet voldoende achtte. De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college. Na heropening van het onderzoek heeft de rechtbank vastgesteld dat het college de indicatie voor wasverzorging niet voldoende heeft onderbouwd en dat de toegewezen tijd voor strijken niet in overeenstemming is met de behoeften van eiseres. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor wat betreft de wasverzorging en de duur van de gewenningstermijn. Het college moet binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoed moeten worden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3601 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

gemachtigde: mr. K.M. Moeliker,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg (het college), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de toekenning van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) over de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 maart 2025.
1.1.
Het college heeft met het besluit van 24 februari 2022 (primair besluit 1) aan eiseres 130 minuten huishoudelijke hulp per week toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Met het bestreden besluit van 8 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is het college hierbij gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en [naam] namens het college.
1.3.
Het college heeft op 23 november 2023, na sluiting van het onderzoek en onder intrekking van het gehele primaire besluit 1, een nieuw besluit genomen, dat is verzonden op 27 november 2023. De rechtbank merkt dit primaire besluit aan als een besluit op bezwaar waarbij primair besluit 1 is gewijzigd (bestreden besluit 2). De rechtbank zal bestreden besluit 2 met toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meenemen in de beoordeling van het beroep. Daartoe heeft de rechtbank het onderzoek heropend.
1.4.
Eiseres heeft aanvullende gronden ingediend. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres, geboren op [geboortedag] 1962, is bekend met spastische hemiplegie links en is rolstoelafhankelijk. Zij had een indicatie huishoudelijke ondersteuning voor 210 minuten per week in de vorm van een pgb. Omdat deze indicatie afliep op 30 november 2021 heeft het college een nieuw onderzoek naar de benodigde hulp verricht. Op 9 november 2021 heeft in dat kader een (telefoon)gesprek met eiseres plaatsgevonden. Eiseres heeft een budgetplan ingediend. Het college heeft een ondersteuningsplan opgesteld. Eiseres heeft haar opmerkingen en bezwaren hiertegen kenbaar gemaakt.
3. Omdat het onderzoek naar de benodigde hulp niet tijdig kon worden afgerond heeft het college de eerder aan eiseres toegekende indicatie van 210 minuten per week tijdelijk voortgezet tot 1 maart 2022. Het college heeft vervolgens eiseres per 1 maart 2022 130 minuten huishoudelijke hulp toegekend. Dit aantal is gebaseerd op het Normenkader huishoudelijke ondersteuning 2019 van Bureau HHM (HHM-normenkader) en is als volgt samengesteld: 125 minuten voor een schoon en leefbaar huis, minus 15 minuten voor eigen kracht licht huishoudelijk werk, 35 minuten voor de wasverzorging voor een eenpersoonshuishouden, minus 17 minuten voor eigen kracht wasverzorging.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden aan eiseres over de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 maart 2025 130 minuten per week hulp bij het huishouden op grond van de Wmo 2015 heeft toegekend.
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6.
Beroepsgronden.
Eiseres stelt allereerst dat het college, gelet op de opgebouwde rechten, niet althans niet onverkort het Normenkader mocht toepassen en zeker niet zonder een ruimhartige gewenningstermijn. Het college stelt volgens eiseres ten onrechte dat sprake is van een nieuwe melding en heeft ten onrechte het advies van de Commissie om een afbouwperiode in acht te nemen, niet overgenomen. Een administratieve verlenging van de indicatie is volgens eiseres niet hetzelfde als een gewenningstermijn. Eiseres kon tijdens de verlengingstermijn nog niet weten dat het aantal minuten zou worden verminderd.
Eiseres stelt dat 130 minuten huishoudelijke hulp per week onvoldoende is en dat het college haar specifieke situatie onvoldoende heeft meegewogen. De enige, zeer lichte huishoudelijke taken die eiseres zelf kan uitvoeren zijn wat opruimwerkzaamheden.
Wat betreft wasverzorging stelt eiseres dat zij alleen de was in de wasmachine kan stoppen en dat zij zich niet kan verenigen met een vermindering van het aantal standaard minuten met 15 (lees: 17). Verder stelt eiseres dat het college ten onrechte geen hulp heeft toegekend voor strijken. Eiseres stelt dat zij op het werk contacten met collega’s heeft. Eiseres wil er altijd representatief uitzien, zowel op het werk als privé. Tenslotte vindt eiseres dat haar bezwaar gegrond had moeten worden verklaard en dat zij recht heeft op een proceskostenvergoeding. In het aanvullend beroepschrift van 22 december 2023 heeft eiseres gereageerd op het nieuwe besluit dat het college heeft genomen na sluiting van het onderzoek ter zitting. Eiseres stelt dat de door het college toegekende gewenningstermijn van twee maanden te kort is.
7.
Overwegingen.
7.1.
Niet in geschil is dat eiseres recht heeft op de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. Het gaat hier om de vraag of het toegekende aantal minuten (130 per week) voldoende is om te voldoen aan het resultaat “schoon en leefbaar huis”. Hoewel het college geen huisbezoek heeft afgelegd maar telefonisch contact heeft gehad met eiseres, had het college op het moment van de bestreden besluitvorming een voldoende helder beeld van de woonsituatie van eiseres en haar medische problematiek. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding tot het benoemen van een deskundige.
Het college heeft juist vastgesteld dat geen sprake is van een herziening van een eerder besluit in de vorm van een verlaging, maar van een nieuwe melding en toekenning na afloop van de eerdere looptijd. Er is opnieuw ondersteuning toegekend op basis van de thans geldende normen en inzichten. De eerder toegekende indicatie van 210 minuten per week is gebaseerd op de oude Wmo en deze hoeft het college niet te continueren. Wel moet het college de nieuwe indicatie goed onderbouwen.
7.2.
Het HHM normenkader.
Het college heeft bij het indiceren van de toegekende maatwerkvoorziening gebruik gemaakt van het HHM Normenkader 2019, dat zijn uitwerking heeft gekregen in de op 1 januari 2021 in werking getreden beleidsregels WMO en Jeugdhulp gemeente Middelburg. Het HHM Normenkader 2019 is een vervolg op een normenkader dat in 2016 is opgesteld door KPMG plexus en HHM.
In zijn uitspraak van 13 december 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geoordeeld dat het HHM Normenkader 2019 als uitgangspunt kan dienen bij het vaststellen van de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp voor zover dat kader ziet op het resultaat schoon en leefbaar huis. Het Normenkader kan bij het bepalen van een matwerkvoorziening huishoudelijke hulp op zichzelf beschouwd nog niet het eindpunt zijn. Bij de vaststelling van de omvang zal moeten worden bezien of toepassing van het HHM Normenkader 2019 ertoe leidt dat een passende bijdrage als bedoeld in de Wmo 2015 wordt geboden. Zo niet, dan zal van het kader moeten worden afgeweken. [1]
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college in beginsel mag uitgaan van het HHM-Normenkader 2019 bij het vaststellen van de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp. Wel moet het college bekijken of in de persoonlijke omstandigheden van eiseres aanleiding bestaat om van de standaardnormen af te wijken.
Het college stelt zich op het standpunt dat zij maatwerk heeft geleverd doordat, uitgaande van het normenkader dat een standaardmodule is, de indicatie kan worden verlaagd of verhoogd op basis van concrete feiten en omstandigheden en zij daaraan heeft voldaan.
7.3.
De basistoekenning.
Het college heeft in het nieuwe beleid (Beleidsregels WMO en Jeugdhulp gemeente Middelburg 2021) - in navolging van het HHM Normenkader 2019 - een normenkader vastgelegd waarin is bepaald dat de basistoekenning voor een schoon en leefbaar huis 125 minuten per week bedraagt. Hierbij wordt uitgegaan van het schoonhouden van de woonkamer, slaapvertrekken, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. Daarnaast bestaat de mogelijkheid tot meer inzet, indien dit noodzakelijk is, gelet op de beperkingen en belemmeringen van de betrokkene, de samenstelling van het huishouden, extra vervuiling door een hulphond of in verband met de kenmerken van de woning. Op de basistoekenning van 125 minuten per week kan 15 minuten in mindering worden gebracht als betrokkene zelf nog huishoudelijke taken kan uitvoeren.
Voor het schoon en leefbaar houden van het huis van eiseres is de basismodule van 125 minuten per week toegekend. Het ondersteuningsplan dat de basis is voor het toekenningsbesluit, is ingevuld met informatie uit het ondersteuningsplan van november 2020 en informatie uit het evaluatiegesprek dat de Wmo-consulent op 9 november 2021 met eiseres heeft gevoerd. In het ondersteuningsplan is opgenomen dat eiseres de lichte huishoudelijke taken in stappen probeert uit te voeren en dat zij overname van de zware huishoudelijke taken wenst. De rechtbank kan het college volgen in het standpunt dat eiseres in staat is om lichte huishoudelijke taken, zoals “nat en droog afnemen op middenniveau” en afwassen, te verrichten die over de hele week verspreid kunnen worden. Daarbij is in overweging genomen dat eiseres ook de boodschappen, de administratie en adl-handelingen zelf kan. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het standpunt dat zij geen lichte huishoudelijke taken op midden niveau kan uitvoeren. Terecht is op de basismodule 15 minuten tijd in mindering gebracht.
7.4.
De wasverzorging.
Het college is in zijn besluitvorming over de wasverzorging ook uitgegaan van het HHM Normenkader 2019 en heeft op grond daarvan bepaald dat ondersteuning bij de wasverzorging voor een eenpersoonshuishouden als dat van eiseres 35 minuten per week bedraagt. Hierop is vervolgens, omdat eiseres zelf een deel van de wasverzorging op zich zou kunnen nemen, 17 minuten per week in mindering gebracht.
Eiseres stelt dat het college onvoldoende tijd heeft toegekend voor de wasverzorging, zij daaraan slechts een te verwaarlozen aandeel kan leveren en op de wasverzorging ten onrechte 17 minuten in mindering is gebracht.
De rechtbank stelt vast dat de CRvB in de eerdergenoemde uitspraak van 13 december 2023 [2] tot het oordeel is gekomen dat bij de vaststelling van de omvang van de wasverzorging het HHM Normenkader 2019
nietals uitgangspunt kan worden gebruikt, omdat onduidelijk is hoe de daarin opgenomen normtijden tot stand zijn gekomen. De normtijden voor de wasverzorging zijn niet op inzichtelijke wijze terug te voeren op de onderzoeksresultaten in vier steden die ten grondslag lagen aan het HHM Normenkader 2019.
De stelling van eiseres dat het college onvoldoende tijd heeft toegekend voor de was slaagt dus, omdat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de wasverzorging is gebaseerd op een onderdeel van het HHM Normenkader 2019 dat niet deugdelijk is. Eiseres stelt dat op de wasverzorging conform het normenkader (bovendien) ten onrechte minuten in mindering zijn gebracht.
Het beroep dient hierom gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit vernietigd te worden op dit punt. Het college zal een nieuw besluit op bezwaar dienen te nemen voor zover dat ziet op de wasverzorging.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de stelling van eiseres dat zij haar bed niet kan verschonen, niet kan leiden tot een hogere indicatie omdat deze taak niet behoort tot de wasverzorging maar tot de basismodule.
7.5
Strijken
Eiseres wenst ook hulp bij het strijken omdat zij er representatief uit wil zien. Eiseres wijst er in dat verband op dat zij op het werk contacten met collega’s heeft.
Voor overname van strijken wordt volgens het normenkader 20 minuten per week gerekend. Het college wijst op de Beleidsregel huishoudelijke ondersteuning 2021 (Beleidsregel). Daarin staat het volgende: “we verwachten dat de inwoner al het mogelijke doet om het ontstaan van extra was te beperken, bijvoorbeeld door de aanschaf van strijkvrije kleding” en “strijken wordt alleen ingezet bij bovenkleding en als er een noodzaak voor is; hiervan kan sprake zijn bij werkkleding”. Gelet op de werkzaamheden van eiseres (telefonische werkzaamheden) heeft zij geen representatieve functie, terwijl er bovendien een ruim aanbod van strijkvrije kleding is, aldus het college.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het college in zijn beleid in redelijkheid als uitgangspunt nemen dat strijkvrije kleding algemeen gebruikelijk is (zie uitspraak van deze rechtbank van 27 mei 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2655). Eiseres heeft niet gesteld, en het is de rechtbank ook niet gebleken, dat haar kleding om medische redenen toch gestreken moet worden of dat strijkvrije kleding niet geschikt voor haar is. Het voorgaande betekent dat het college overeenkomstig de Beleidsregel geen tijd hoefde te indiceren voor strijken.
7.6
Gewenningsperiode
De Commissie bezwaarschriften Middelburg (Commissie) heeft in de bezwaarfase geadviseerd om eiseres een afbouwperiode te geven. Het college heeft dit advies aanvankelijk niet overgenomen omdat eiseres al een soort overgangsperiode zou hebben gehad van 1 december 2021 tot 1 maart 2022.
Het college heeft er in het verweerschrift op gewezen dat zij het standpunt van eiseres dat een administratieve verlenging niet kan worden beschouwd als een gewenningsperiode, inmiddels onderschrijft. Het college heeft ter zitting medegedeeld bereid te zijn eiseres alsnog een gewenningstermijn toe te kennen van een tot drie maanden. Omdat dat niet met terugwerkende kracht mogelijk is, zou het college, los van onderhavige procedure, hierover een nieuw primair besluit nemen, zo heeft het ter zitting aangegeven.
De rechtbank merkt de nadere besluitvorming van het college van 23 november 2023 aan als 6:19 Awb-besluit hangende beroep en betrekt dit als (gewijzigd) bestreden besluit 2 bij deze procedure.
Het college kent eiseres daarin een overgangstermijn van twee maanden toe (van 1 december 2023 tot en met 31 januari 2024) waarin zij extra hulp gedurende 35 minuten per week kan inkopen. Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat hiermee niet is beoogd een ander standpunt in te nemen ten aanzien van de eerder toegekende uren huishoudelijke hulp, maar alleen een nadere overgangstermijn toe te kennen.
De rechtbank overweegt dat zij een gewenningstermijn van drie maanden in dit geval redelijk vindt. De rechtbank wijst op de uitspraak van de CRvB van 25 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1271. De beroepsgrond van eiseres op dit punt slaagt.
8. Uit het voorgaande volgt dat het beroep tegen het bestreden besluit I, zoals dit is gewijzigd bij bestreden besluit 2, gegrond is en dit besluit zal worden vernietigd voor wat betreft de wasverzorging en de duur van de gewenningstermijn. Het college zal een nieuw besluit op bezwaar dienen te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit 1, zoals dat is gewijzigd bij bestreden besluit 2 voor wat betreft de wasverzorging en de gewenningstermijn.
9. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet de proceskostenvergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling.
De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Na heropening van het onderzoek heeft de gemachtigde aanvullende gronden ingediend. Nu het college het primaire besluit heeft herroepen, komen ook de proceskosten in de bezwaarfase voor vergoeding in aanmerking. Het betreft in totaal 2 punten voor de bezwaarprocedure en 2,5 punten voor de beroepsprocedure. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 624,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal
€ 3.435,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 1 zoals dat is gewijzigd bij bestreden besluit 2, maar slechts voor zover dat ziet op de wasverzorging en de duur van de gewenningstermijn;
- bepaalt dat het college binnen zes weken een besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt het college tot betaling van € 3.435,50,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is op 28 mei 2024 gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.1.1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;
- maatschappelijke ondersteuning:
1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,
2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,
3°. bieden van beschermd wonen en opvang;
- maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,
2°. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,
3°. ten behoeve van beschermd wonen en opvang;
- zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
Artikel 1.2.1
Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit:
a. door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie
Artikel 2.3.1
Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.2
4. Het college onderzoekt:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
g. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a, verschuldigd zal zijn.
Artikel 2.3.5
1. Het college beslist op een aanvraag:
a. van een ingezetene van de gemeente om een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie;
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening WMO en Jeugdhulp gemeente Middelburg 2021
Artikel 25.
1.Een hulpvraag kan door of namens de cliënt vormvrij bij het college worden gemeld.
2.Het college bevestigt de ontvangst van de melding per mail of brief.
3.Het college onderzoekt met de degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel zijn vertegenwoordiger en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:
a.de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
b.welke belemmeringen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;
c.welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de cliënt om voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.
d.de mogelijkheden om op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen en opvang.
4.De factoren genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid van de Wmo, maken in elk geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek.
5.Als de cliënt een persoonlijk plan heeft opgesteld, betrekt het college dat bij het onderzoek.
8.Op basis van het onderzoek wordt een verslag gemaakt, in het format van het ondersteuningsplan.
Beleidsregels WMO en Jeugdhulp gemeente Middelburg 2021
Artikel 3.6.
Voor de vaststelling van de omvang van hulp bij het huishouden hanteert de gemeente het door HHM ontwikkelde Normenkader Huishoudelijke Hulp (bijlage 3). Dit normenkader voldoet aan de eisen die de CRvB stelt aan de onderbouwing van normtijden. Het normenkader is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
-Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
-De inwoner moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapvertrekken, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap.
-Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maakt geen onderdeel uit van Huishoudelijke Ondersteuning.
-Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp, maken we gebruik van het HHM-normenkader.
-In bijzondere situaties kan er worden afgeweken van het normenkader.
-Wanneer cliënten als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de basisvoorziening schoon huis, kunnen aanvullende maatwerkmodules ingezet worden. Dit zijn bijvoorbeeld een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren, het klaarzetten van maaltijden en beschikken over schone kleding.
Beleidsregel huishoudelijke ondersteuning 2021
Resultaat Wasverzorging (extra module)
Van de inwoner verwachten we dat hij voor het verzorgen van de was zoveel mogelijk gebruik maakt van voorliggende voorzieningen. Indien dit niet mogelijk is kan het resultaat wasverzorging worden ingezet. Het gaat hierbij om het wassen, drogen en in uitzonderlijke situaties strijken van bovenkleding. En/of indien noodzakelijk om het wassen en drogen voor bed- en linnengoed.
Het doel van dit resultaat is dat de persoon beschikt over schone kleding en schoon bedden- en linnengoed. Het gaat hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. De verzorging van de was, zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied, omvat het behandelen van vlekken, het wassen, het drogen en vouwen van de was en het terugleggen van kleding en beddengoed in de kast. De uiteindelijke invulling hiervan is aan de klant in overleg met de aanbieder. De inwoner dient met de aanbieder te bespreken hoe de uren op de meest effectieve manier ingezet kunnen worden en welke werkzaamheden de inwoner eventueel zelf nog kan doen (voorsorteren, vouwen etc.).
Verwacht mag worden dat de bewoner beschikt over een wasmachine en droger. Als deze er niet is/zijn, valt de aanschaf onder de verantwoordelijkheid van de aanvrager. We verwachten ook dat een inwoner wasmachine en droger op ooghoogte plaatst (of laat plaatsen) als hij daardoor zelf de wasverzorging kan doen. Daarnaast verwachten we dat de inwoner al het mogelijke doet om het ontstaan van extra was te beperken, bijvoorbeeld door de aanschaf van strijkvrije kleding en het gebruiken van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten. Deze opsomming is niet limitatief. Dat betekent dat er ook andere dingen gevraagd kunnen worden, ter voorkoming van extra was. Strijken wordt alleen ingezet bij bovenkleding en als er een noodzaak voor is; hiervan kan sprake zijn bij werkkleding. Bedden- en linnengoed wordt nooit gestreken.

Voetnoten

1.Gepubliceerd in ECLI:NL:CRVB:2023:2470.
2.Zie voetnoot 1.