ECLI:NL:RBZWB:2021:2655

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8282
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg inzake maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2021, betreft het een beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Eiser ontving een Wajonguitkering en had eerder een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden toegekend gekregen. In het primaire besluit van 12 mei 2020 werd eiser een maatwerkvoorziening van 226 minuten per week in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend. Het college verklaarde het bezwaar van eiser tegen dit besluit ongegrond in het bestreden besluit van 13 augustus 2020. Eiser stelde beroep in, omdat hij vond dat het college onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische situatie en dat hij recht had op meer uren hulp, inclusief tijd voor strijken.

Tijdens de zitting op 22 april 2021 werd het beroep besproken. De rechtbank oordeelde dat het college in het bestreden besluit een verschrijving had gemaakt over het aantal toegekende minuten, maar dat dit geen gevolgen had voor de beslissing. De rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang had bij een oordeel over de periode van 14 april 2020 tot 27 december 2020, omdat hij geen financiële schade had geleden. De rechtbank bevestigde dat het college op juiste gronden de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis had toegekend vanaf 27 december 2020, en dat het college niet verplicht was om tijd toe te kennen voor strijken, omdat strijkvrije kleding als algemeen gebruikelijk werd beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8282 WMO15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. J.W. van de Wege ,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 mei 2020 (primaire besluit) heeft het college aan eiser een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden toegekend.
In het besluit van 13 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 22 april 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, en [naam vertegenwoordiger] namens het college.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser ontvangt een Wajonguitkering. Hij woont alleen in een eengezinswoning.
Het college heeft, na advies van [bedrijf] , eiser in een besluit op bezwaar van 17 juli 2015 hulp bij het huishouden (Hulp aan Huis) gedurende vier uur per week toegekend voor de periode van 20 juli 2015 tot 31 januari 2017. De hulp werd verleend in de vorm van zorg in natura (dienstencheques).
In een besluit van 5 januari 2018 heeft het college eiser de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis toegekend gedurende vier uur per week, voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 27 december 2020. De hulp werd verleend in de vorm van dienstencheques.
In een besluit van 16 september 2019 heeft het college op verzoek van eiser de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis met ingang van diezelfde dag beëindigd.
Nadat eiser had laten weten dat hij wel weer gebruik wilde maken van de Hulp aan Huis, heeft het college, in aanvulling op de algemene voorziening Hulp aan Huis van drie uur per week, in een besluit van 18 september 2019 eiser voor de periode van 17 september 2019 tot 27 december 2020 de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis toegekend van één uur per week in de vorm van een dienstencheque.
Eiser heeft zich in het voorjaar van 2020 in verband met de Hulp aan Huis gemeld bij het college.
Op 14 april 2020 heeft een telefonisch gesprek met eiser plaatsgevonden. Er is een plan van aanpak opgesteld. Eiser heeft dat op 7 mei 2020 ondertekend en aangegeven dat hij het er niet mee eens is. Daarmee heeft hij een aanvraag gedaan.
Eiser heeft een budgetplan ingediend dat is ondertekend op 28 april 2020.
In het primaire besluit heeft het college aan eiser een maatwerkvoorziening voor Hulp aan Huis toegekend voor 226 minuten per week in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periode van 14 april 2020 tot 30 april 2024.
2.
Bestreden besluit
Het college heeft in het bestreden besluit overwogen dat het beleid inzake hulp bij het huishouden per 1 januari 2020 is veranderd. In verband met de volledige overname van de lichte en zware huishoudelijke taken is de volledige basisvoorziening van 125 minuten per week toegekend zonder korting voor wat eiser zelf nog kan. Bovendien worden 18 minuten per week toegekend voor de zware wasverzorging en 23 minuten per week voor het aanvullend stofvrij houden van eisers slaapkamer en de extra slaapkamer. Ook worden in verband met eisers allergie 60 minuten per week toegekend voor het extra schoonmaken van de woning (stofzuigen en stoffen). Voor strijken wordt geen tijd toegekend, omdat het college verwacht dat eiser zorgt voor strijkvrije kleding. In totaal worden 228 minuten per week toegekend. Dat is voldoende om de twee gewenste schoonmaakmomenten per week te realiseren.
3.
Beroepsgronden
Eiser voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat het college geen nieuw medisch advies heeft gevraagd, terwijl zijn gezondheid sinds het advies van [bedrijf] in 2015 is verslechterd. Verder betwist eiser dat hij in staat is tot lichte wasverzorging. Ook vindt hij dat er tijd had moeten worden toegekend voor het strijken. Hij heeft geen geld om strijkvrije kleding aan te schaffen. Subsidiair had het college hem een overgangsperiode moeten bieden om strijkvrije kleding aan te schaffen. Bovendien liep de vorige indicatie van 4 uur per week tot 27 december 2020. De herziening daarvan is daarom in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel.
Eiser heeft tijdens de zitting bij de rechtbank aangevoerd dat de melding/aanvraag van het voorjaar van 2020 bedoeld was om de bestaande maatwerkvoorziening om te zetten in een pgb.
4.
Wettelijk kader
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage is onderdeel van de uitspraak.
5.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
De rechtbank stelt vast dat het college in het primaire besluit heeft vermeld dat eiser in totaal 226 minuten per week Hulp aan Huis wordt toegekend, terwijl in het bestreden besluit staat dat er 228 minuten wordt toegekend. Het college heeft tijdens de zitting bij de rechtbank verklaard dat in het bestreden besluit sprake is van een verschrijving en dat er 226 minuten zijn toegekend. Eiser heeft dit niet betwist. De rechtbank gaat hier dan ook vanuit. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verschrijving gevolgen voor het bestreden besluit te verbinden.
5.2
Tijdens de zitting bij de rechtbank is gebleken dat het college het bestreden besluit niet handhaaft wat betreft de ingangsdatum van de herziening van de Hulp aan Huis. Het college stelt dat aan eiser een overgangsperiode tot 27 december 2020 geboden had moeten worden om strijkvrije kleding aan te schaffen, zodat hij tot die datum recht had op vier uur Hulp aan Huis per week en aansluitend op 226 minuten per week.
5.3
De rechtbank begrijpt uit wat eiser tijdens de zitting heeft aangevoerd dat hij nog een inhoudelijk oordeel van de rechtbank wil over de periode van 14 april 2020 tot 27 december 2020, omdat als blijkt dat hem over die periode te weinig tijd Hulp aan Huis is toegekend, hij die tijd alsnog in de toekomst wil inzetten. Het college betwijfelt of eiser hierbij belang heeft.
De rechtbank overweegt dat pas sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden behaald en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij sprake is van een onderbouwd verzoek om schadevergoeding of een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
De rechtbank stelt vast dat hier sprake is van een afgesloten periode die in het verleden ligt, namelijk de periode van 14 april 2020 tot 27 december 2020. De Hulp aan Huis werd geleverd in de vorm van een pgb. Verder heeft eiser tijdens de zitting bij de rechtbank gezegd dat de hulp in die periode korter kwam dan in de periode daarvoor, dat zij wel streek maar daardoor minder stofte. Eiser heeft niet gezegd dat daardoor achterstanden in het huishouden zijn ontstaan. De rechtbank is bovendien niet gebleken dat eiser in die periode extra kosten voor Hulp aan Huis gemaakt heeft, zodat niet gezegd kan worden dat hij financiële schade heeft geleden. Daarom heeft eiser geen procesbelang bij een oordeel van de rechtbank over de periode van 14 april 2020 tot 27 december 2020.
5.4
De rechtbank zal vervolgens de beroepsgronden van eiser beoordelen over de periode vanaf 27 december 2020.
De rechtbank moet dan de vraag beantwoorden of het college op juiste gronden vanaf 27 december 2020 gedurende 226 minuten per week de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis heeft toegekend.
Omdat de met het besluit van 18 september 2019 toegekende maatwerkvoorziening Hulp aan Huis liep tot 27 december 2020, is met het nieuwe standpunt van het college feitelijk geen sprake meer van herziening van een lopende maatwerkvoorziening. Eiser had immers toch al per die datum een nieuwe aanvraag moeten doen. De rechtbank komt daarom niet toe aan een oordeel over de vraag of het college eisers melding in het voorjaar van 2020 terecht heeft aangemerkt als een nieuwe melding om Hulp aan Huis aan te vragen, dan wel of het college die melding had moeten aanmerken als een melding om de lopende Hulp aan Huis in natura om te zetten in een pgb, zoals eiser tijdens de zitting heeft aangevoerd. Aan eiser is immers (ook) vanaf 27 december 2020 een pgb toegekend.
5.5
De rechtbank overweegt dat volgens Bijlage 4 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2020 (hierna: Besluit) en de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2020 (hierna: Beleidsregels) het college in aanvulling op de basisuren voor een schoon en leefbaar huis, aanvullende tijd voor ondersteuning bij de wasverzorging kan toekennen. Bij volledige overname van de zware en lichte wasverzorging van een eenpersoonshuishouden worden 35 minuten per week toegekend. Dit is exclusief ondersteuning bij het strijken.
In het geval van eiser zijn 18 minuten toegekend voor het overnemen van de zware wasverzorging. Eiser wordt in staat geacht zelf de lichte wasverzorging op zich te nemen. Daarom zijn 17 minuten gekort op de 35 minuten.
De rechtbank overweegt dat in het plan van aanpak staat dat eiser tijdens het keukentafelgesprek heeft gezegd dat hij belemmerd wordt in de zware was, zoals beddengoed en lakens. Ook heeft eiser in het bezwaarschrift van 15 mei 2020 en tijdens de hoorzitting op 18 juni 2020 geen bezwaren aangevoerd tegen de toegekende tijd voor de wasverzorging. Zijn bezwaren gingen alleen over het schoonmaken en het strijken. De bij het bezwaar behorende gegevens die hij heeft ingediend gingen naar het oordeel van de rechtbank niet over het niet in staat zijn tot de lichte wasverzorging. De rechtbank ziet daarom niet in waarom het college medisch advies had moeten inwinnen over de vraag in welke mate eiser in staat is tot de wasverzorging. Verder heeft eiser tijdens de zitting bij de rechtbank gezegd dat hij zijn eigen kleding in de wasmachine doet; de hulp doet de lakens in de wasmachine en hangt de was op. Eiser heeft niet gesteld, en het is de rechtbank ook niet gebleken, dat bij hem sprake is van meer of bewerkelijker was dan normaal het geval is, zoals bijvoorbeeld bij incontinentie kan voor komen. De rechtbank vindt het op grond van het voorgaande aannemelijk dat eiser in staat is de lichte wasverzorging op zich te nemen. De rechtbank kan het college dan ook volgen in zijn standpunt dat eiser met de toekenning van 18 minuten voor de wasverzorging voldoende is gecompenseerd voor zijn beperkingen hierbij.
5.6
De rechtbank overweegt dat volgens de Beleidsregels zo nodig 20 minuten per week ondersteuning wordt geboden bij het strijken van bovenkleding en dat het uitgangspunt hierbij is dat de cliënt zorgt voor strijkvrije kleding.
De rechtbank begrijpt uit de toelichting van het college tijdens de zitting bij de rechtbank dat het uitgangspunt is dat een betrokkene strijkvrije kleding heeft, dat er om medische redenen een indicatie kan zijn voor ondersteuning met strijken, maar dat daarvan in het geval van eiser niet gebleken is. De rechtbank begrijpt hieruit dat naar het oordeel van het college strijkvrije kleding algemeen gebruikelijk wordt geacht.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser wordt belemmerd in het verzorgen van de strijk.
Gelet op wat bepaald is in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 en gelet op vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 27 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:160) is het college niet verplicht tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening wanneer het gebruik van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die naar hun aard algemeen gebruikelijk zijn een uitkomst bieden. Volgens diezelfde rechtspraak kan een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt als deze niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en deze financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.
Naar het oordeel van de rechtbank kon het college in zijn beleid in redelijkheid als uitgangspunt nemen dat strijkvrije kleding algemeen gebruikelijk is. Eiser heeft niet gesteld, en het is de rechtbank ook niet gebleken, dat zijn kleding om medische redenen toch gestreken moet worden of dat strijkvrije kleding niet geschikt voor hem is. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser een inkomen op minimumniveau heeft. Het voorgaande betekent dat het college overeenkomstig het beleid geen tijd hoefde te indiceren voor strijken. Het college hoefde daarom ook geen medisch advies hierover in te winnen.
5.7
Gelet op wat is overwogen in de overwegingen 5.5 en 5.6 beantwoordt de rechtbank de vraag of het college op juiste gronden vanaf 27 december 2020 gedurende 226 minuten per week de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis heeft toegekend bevestigend. Het beroep is ongegrond.
6.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het college tijdens de zitting een ander standpunt heeft ingenomen over de ingangsdatum van de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis, ziet de rechtbank aanleiding het college te veroordelen tot vergoeding van de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.068,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 534,00 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank ziet ook aanleiding om het college te veroordelen in het door eiser betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep ongegrond;
-draagt het college op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiser te vergoeden;
-veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier, op 27 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
rechter
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)
Artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 bepaalt dat het college ervoor zorg draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2020 (Verordening)
Artikel 4.5, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat bij de toekenning van ondersteuning bij het huishouden in de vorm van een maatwerkvoorziening het college zich op één of meerdere van de volgende resultaten richt:
a. het schoon en leefbaar houden van de woning;
b. het beschikken over schone en draagbare kleding.
In het vierde lid is bepaald dat een cliënt (…) niet in aanmerking komt voor ondersteuning bij het huishouden als hij zelf, of met behulp van zijn partner/gezin of sociale netwerk de resultaten zoals genoemd in lid 1 kan behalen.
In het vijfde lid is bepaald dat het college nadere regels stelt.
Artikel 4.7, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat het college geen maatwerkvoorziening verstrekt:
(…)
b. als de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;
(…)
d. als de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2020 (Besluit)
Artikel 4.2 van het Besluit bepaalt dat de maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden uit gaat van een modulair systeem met drie onderdelen:
• Basisuren voor een schoon en leefbaar huis
• Aanvullende uren voor wasverzorging
• Aanvullende uren schoon en leefbaar huis
Voor het bepalen van het aantal benodigde uren/minuten voor Hulp aan Huis wordt gebruik gemaakt van blokkenschema uit bijlage 4.