Uitspraak
17.1862 WMO15
23 februari 2017, 16/6123 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 23 februari 2017 haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft ongegrond verklaarde. Appellante had hulp bij het huishouden en een scootmobiel ontvangen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Echter, het college heeft op 6 oktober 2015 de hulp bij het huishouden ingetrokken en op 14 oktober 2015 de aanvraag voor een scootmobiel afgewezen, na medische adviezen die concludeerden dat appellante in staat was om zelfstandig huishoudelijke taken uit te voeren en geen medische noodzaak voor een scootmobiel had.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 april 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelde dat het college zich terecht had gebaseerd op de medische adviezen van SCIO Consult, die na huisbezoeken en onderzoek tot de conclusie kwamen dat appellante geen recht had op de gevraagde voorzieningen. De Raad bevestigde dat de intrekking van de hulp bij het huishouden en de afwijzing van de scootmobiel niet in strijd waren met de rechtszekerheid, omdat er een redelijke overgangstermijn was gegeven. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat haar medische situatie was verslechterd, maar de Raad oordeelde dat deze verergering niet kon worden meegenomen in de beoordeling, omdat deze na de beslissing op bezwaar had plaatsgevonden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.