ECLI:NL:RBZWB:2024:3233

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
BRE AWB 23/3386 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor reiskosten naar Suriname en dwangsombeschikking

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor reiskosten naar Suriname, alsook tegen een dwangsombeschikking van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De aanvraag om bijzondere bijstand werd afgewezen omdat de kosten voor het vliegticket naar Suriname niet onder de Participatiewet vallen, aangezien deze kosten buiten Nederland zijn gemaakt. Eiser had verzocht om een lening van € 2.000,- voor de reiskosten in verband met het overlijden van zijn moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was, omdat de kosten niet aan Nederland zijn verbonden en eiser niet in een acute noodsituatie verkeerde. Daarnaast heeft de rechtbank het beroep tegen de dwangsombeschikking niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college inmiddels een dwangsom had toegekend. De rechtbank heeft de proceskosten van eiser toegewezen en het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3386 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, college.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 17 mei 2023 (bestreden besluit).
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en namens het college mr. V.C.M. van der Linden en [naam] .
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het besluit van het college waarbij de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de reiskosten naar Suriname is gehandhaafd. Daarnaast beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser gericht tegen de dwangsombeschikking. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2
De rechtbank verklaart het beroep gericht tegen de afwijzing van eisers aanvraag om bijzondere bijstand ongegrond en het beroep gericht tegen de dwangsombeschikking niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
2. Bij brief van 18 oktober 2022 heeft eiser een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor reiskosten naar Suriname (van € 2.000,- in de vorm van een lening) in verband met het overlijden van zijn moeder.
Met het besluit van 25 oktober 2022 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand afgewezen, omdat deze kosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en eiser hiervoor dient te reserveren.
Eiser heeft op 15 november 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 21 februari 2023 heeft het college de beslistermijn op het bezwaar van eiser met zes weken verdaagd.
Op 20 april 2023 heeft eiser het college in gebreke gesteld, omdat hij zich op het standpunt stelt dat de beslistermijn is verstreken.
Met het bestreden besluit van 17 mei 2023 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, onder verbetering van de motivering van de afwijzing van de aanvraag.
Met het besluit van 23 mei 2023 (de dwangsombeschikking) heeft het college vastgesteld dat geen dwangsom is verschuldigd, omdat de beslistermijn tot 3 mei 2023 liep en eiser het college niet bij voorbaat in gebreke kan stellen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep is op grond van artikel 4:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht tegen de dwangsombeschikking.
Met het besluit van 4 juli 2023 (de herziene dwangsombeschikking) heeft het college - naar aanleiding van het beroepschrift - een herzien besluit genomen en aan eiser alsnog een dwangsom toegekend. De rechtbank merkt dit aan als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb.
Standpunt verweerder
3.1
Het college stelt dat de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand terecht is afgewezen. Voor de reiskosten in het buitenland (het vliegticket) bestaat geen aanleiding tot vergoeding, omdat deze kosten zich niet voordoen in Nederland. Uit jurisprudentie volgt dat het in artikel 11 van de Participatiewet neergelegde territorialiteitsbeginsel bijstandverlening uitsluit voor kosten die buiten Nederland zijn opgekomen of kosten die niet aan Nederland zijn verbonden.
3.2
De reiskosten naar Schiphol zijn algemene noodzakelijke kosten waarvoor eiser dient te reserveren. Het beroep op artikel 15 en artikel 20 van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Regelingen Breda 2020 (Beleidsregels) slaagt niet. Het gaat niet om een bezoek in het kader van een ziek familielid. De moeder van eiser was ten tijde van de aanvraag al overleden. Ook ziet het college geen aanleiding om op basis van de hardheidsclausule van artikel 26 af te wijken van de Beleidsregels.
3.3
Op basis van het door eiser overgelegde bewijsstuk kan niet worden gesteld dat een toezegging aan eiser is gedaan dat hij daadwerkelijk bijzondere bijstand zou krijgen. Ten slotte is het bestreden besluit niet in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
Standpunt eiser
4.1
Eiser is van mening dat hij aan alle voorwaarden voldoet voor toekenning van de bijzondere bijstand. Hij bevond zich in een noodsituatie op het moment van het aanvragen van de bijzondere bijstand, omdat er geen andere mogelijkheid bestond om afscheid te nemen van zijn overleden moeder. Daarnaast beschikte eiser over onvoldoende financiële middelen en heeft hij recht en belang om op een eerzame manier afscheid te nemen van zijn moeder.
4.2
Voor de reiskosten binnen Nederland doet eiser een beroep op artikel 15 en artikel 20 van de Beleidsregels. Volgens deze bepalingen komen onder andere reiskosten in Nederland voor ziekenbezoek in aanmerking voor bijzondere bijstand. Subsidiair meent eiser dat hij in aanmerking komt voor een vergoeding van de reiskosten (in het buitenland) op grond van de hardheidsclausule van artikel 26 van de Beleidsregels, omdat sprake is van een bijzonder geval waarin de Beleidsregels niet voorzien.
4.3
Verder doet eiser een beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat het college tijdens een telefoongesprek heeft toegezegd dat de kosten in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Eiser mocht erop vertrouwen dat hij adequaat is geïnformeerd en dat de bijzondere bijstand verleend zou worden. Ook heeft het college nagelaten om zorgvuldig alle feiten en omstandigheden te onderzoeken waardoor het bestreden besluit in strijd is genomen met het zorgvuldigheidsbeginsel. Ten slotte is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel, nu een gedegen motivering ontbreekt.
Oordeel van de rechtbank
Procesbelang
5.1
De rechtbank zal eerst ambtshalve de vraag beantwoorden of eiser nog voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, nu de uitvaart van zijn moeder inmiddels (medio oktober 2022) heeft plaatsgevonden.
5.2
Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij de uitvaart via een telefoonverbinding heeft kunnen volgen, maar dat hij nog steeds naar Suriname wil gaan om afscheid te kunnen nemen van zijn overleden moeder. Ook is hij voornemens schadevergoeding wegens immateriële schade te vorderen als de rechtbank oordeelt dat sprake is van onrechtmatige besluitvorming. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat nog steeds sprake is van procesbelang bij de onderhavige procedure en zal het beroep dan ook inhoudelijk beoordelen.
Reiskosten vliegticket
6.1
Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege.
6.2
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] sluit het in artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet, neergelegde territorialiteitsbeginsel bijstandsverlening uit voor kosten die buiten Nederland zijn opgekomen of kosten die niet aan Nederland zijn verbonden. Dit brengt, eveneens naar vaste rechtspraak van de CRvB, mee dat bijstandsverlening in de reiskosten naar en vanuit het buitenland geen plaats is, behalve voor zover die reis wordt gemaakt over Nederlands grondgebied. Bij reizen via internationaal luchtverkeer geldt de luchthaven hier te lande als landsgrens.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat de kosten van een vliegticket naar Suriname, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, onmiskenbaar kosten zijn die buiten Nederland zijn gemaakt, althans niet aan Nederland zijn verbonden. Eiser heeft daarom in beginsel geen recht op bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet.
Zeer dringende redenen
6.4
Eiser heeft aangevoerd dat hij zich in een noodsituatie bevond op het moment van het aanvragen van de bijzondere bijstand, omdat er geen andere mogelijkheid bestond om afscheid te nemen van zijn overleden moeder en hij zelf over onvoldoende financiële middelen beschikte. Ter zitting heeft eiser verduidelijkt dat hij hiermee een beroep op artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet doet.
6.5
Artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet, voor de in geschil zijnde kosten bijstand te verlenen, indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
6.6
Het college heeft desgevraagd verklaard dat het gekeken heeft naar mogelijkheden om van artikel 11 van de Participatiewet af te wijken, maar in deze zaak geen sprake is van een acute noodsituatie.
6.7
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet hoeven zien om toch bijstand toe te kennen. Uit de rechtspraak van de CRvB [2] volgt dat van zeer dringende redenen sprake kan zijn in het geval van een acute noodsituatie. Bij de beoordeling of een acute noodsituatie zich voordoet zal moeten worden meegewogen of het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. De wetgever heeft bij zeer dringende redenen gedacht aan een extreme situatie en nadrukkelijk niet beoogd om een algemene ontsnappingsclausule te bieden. In het geval van eiser is niet gebleken van een acute noodsituatie in vorenbedoelde zin. Hierbij merkt de rechtbank op dat eiser ook geen (medische) stukken ter onderbouwing van zijn standpunt heeft overgelegd.
Tussenconclusie
6.8
Artikel 11 van de Participatiewet staat in de weg aan toekenning van de gevraagde bijzondere bijstand voor de vliegkosten naar Suriname. Het beroep op artikel 16 van de Participatiewet slaagt niet omdat niet is gebleken van zeer dringende redenen als bedoeld in deze bepaling. De beleidsregels van het college zien op bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet. Daarvan is ten aanzien van deze kosten geen sprake. Hierom faalt het beroep van eiser op de hardheidsclausule van artikel 26 van de Beleidsregels ten aanzien van deze kosten.
Reiskosten treinkaartje(s) Nederland
7.1
Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
7.2
Het gaat om de kosten van een treinkaartje van [plaats] naar Schiphol en terug (de kosten voor een enkele reis bedragen naar de inschatting van eiser circa € 22,-). Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten waarvoor eiser bijzondere bijstand heeft gevraagd zich voordoen en dat deze kosten noodzakelijk zijn. De vraag die ter beantwoording voorligt, is of sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan.
7.3
Reiskosten binnen Nederland behoren volgens vaste rechtspraak tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Een betrokkene wordt geacht om uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm de vervoerskosten te kunnen voldoen om in aanvaardbare mate deel te kunnen nemen aan het leven van alledag en sociale contacten te onderhouden. Hieronder zijn niet begrepen de kosten die samenhangen met een als gevolg van bijzondere omstandigheden, tijdelijk optredende, extra vervoersbehoefte. Bijzondere individuele omstandigheden kunnen echter met zich meebrengen dat reiskosten voor de verlening van bijzondere bijstand in aanmerking kunnen komen.
7.4
Het college voert ten aanzien van de verstrekking van bijzondere bijstand beleid, namelijk het beleid ‘Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Regelingen Breda 2020’. Dit beleid houdt onder andere in dat bepaalde kosten in aanmerking komen voor verlening van bijzondere bijstand als zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden. [3] Dat geldt ook voor reiskosten in Nederland in een aantal niet-limitatieve gevallen, zoals ziekenbezoek aan gezinsleden of naaste familieleden die thuis of in een instelling worden verpleegd. [4] De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft onderbouwd waarom in zijn geval sprake zou zijn van bijzondere sociale of financiële omstandigheden die aanleiding zouden geven tot bijzondere bijstandsverlening. Het beroep van eiser op artikel 15, onder d, van de Beleidsregels slaagt dus niet. Ook valt de situatie van eiser niet onder artikel 20 van de Beleidsregels waarbij in een limitatief aantal gevallen bijzondere bijstand voor reiskosten kan worden toegekend.
7.5
In zeer bijzondere gevallen kan het college afwijken van de bepalingen als bedoeld in de Beleidsregels, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid (artikel 26 van de Beleidsregels).
In hetgeen eiser heeft aangevoerd heeft het college geen aanleiding hoeven zien toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Eiser heeft ter zitting, daarnaar gevraagd, aangegeven dat zijn vaste lasten door de sociale dienst worden ingehouden op zijn uitkering en dat hij weliswaar krap zat, maar geen schulden had en de kosten wel kon betalen. Verder heeft eiser gesteld dat hij psychische en fysieke (medische) beperkingen heeft, maar dit niet nader met objectieve gegevens onderbouwd. Van een zeer bijzonder geval als bedoeld in artikel 26 is de rechtbank, met het college, niet gebleken.
7.6
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en heeft het college de bijzondere bijstand voor de treinkosten in Nederland op goede gronden afgewezen.
Vertrouwensbeginsel
8.1
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is volgens vaste rechtspraak van de CRvB [5] vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat door een bestuursorgaan toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.
8.2
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te concluderen dat een toezegging is gedaan of gedraging is verricht waaraan eiser het gerechtvaardigde vertrouwen mocht ontlenen dat hij recht had op bijzondere bijstand voor de reiskosten naar Suriname. Uit het door eiser overgelegde screenshot van een gesprek via sms tussen hem en een medewerker van het college (de regisseur algemene bijstand) vloeit enkel voort dat tussen eiser en de betrokken medewerker is gesproken over het doen van een aanvraag over bijzondere bijstand voor deze kosten, maar blijkt niet dat toezeggingen zijn gedaan aan eiser dat hij deze ook zou krijgen. Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
9. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen reden om te oordelen dat het college heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheids- en/of motiveringsbeginsel.
10. De rechtbank komt tot de slotsom dat het beroep van eiser tegen de afwijzing van de gevraagde bijzondere bijstand ongegrond is.
Dwangsombeschikking
11. Met de dwangsombeschikking van 23 mei 2023 heeft het college het verzoek van eiser om een dwangsom afgewezen. Op grond van artikel 4:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van eiser mede betrekking op deze beschikking. Hangende beroep heeft het college alsnog besloten tot toekenning van een dwangsom. Nu het college met de herziene dwangsombeschikking van 4 juli 2023 volledig aan eiser is tegemoet gekomen door hem een dwangsom van € 299,- toe te kennen, kan een beoordeling van het beroep voor hem geen feitelijke betekenis meer hebben. Eiser heeft geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep daartegen. Het beroep gericht tegen de dwangsombeschikking is gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

12.1
Het beroep gericht tegen de dwangsombeschikking is niet-ontvankelijk. Het beroep gericht tegen de afwijzing van eisers aanvraag om bijzondere bijstand is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
12.2
Omdat het college - naar aanleiding van het beroepschrift - met de herziene dwangsombeschikking aan eiser is tegemoetgekomen in die zin dat alsnog de gevraagde dwangsom is toegekend, zal de rechtbank het college veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser voor dit beroep, met inachtneming van het Bpb en de daarbij behorende bijlage, vast op in totaal
€ 875,- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5). Tevens dient het college het griffierecht aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen de afwijzing van eisers aanvraag om bijzondere bijstand ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen de dwangsombeschikking niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 16 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:19, eerste lid
Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de beschikking op de aanvraag heeft mede betrekking op een beschikking tot vaststelling van de hoogte van de dwangsom, voorzover de belanghebbende deze beschikking betwist.
Artikel 6:19, eerste lid
Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Participatiewet
Artikel 11, eerste lid
Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 16, eerste lid
Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Artikel 35, eerste lid
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent bijzondere bijstand en regelingen (Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Regelingen Breda 2020)
Artikel 15 Kosten van bijzondere sociale en financiële omstandigheden
Voor bijzondere bijstandsverlening komen in principe de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden:
(…)
reiskosten in Nederland in de volgende niet limitatieve gevallen:
o ziekenbezoek aan gezinsleden of naaste familieleden die thuis of in instelling worden verpleegd;
o bezoeken van uit huis geplaatste kinderen;
o bezoeken van een naast familielid die in de gevangenis zit. De bijzondere bijstand voor reiskosten wordt in het algemeen voor maximaal 2 maal per week en voor maximaal 2 personen verstrekt op basis van het reizen per openbaar vervoer, 2e klas.
Artikel 20 Reiskosten
1. Reiskosten voor bezoek voor een uit huis geplaatst kind komen voor bijzondere bijstand in aanmerking voor zover het reiskosten in Nederland betreffen. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op maximaal 2 bezoeken per maand tenzij vanuit Jeugdzorg een groter aantal bezoeken noodzakelijk wordt geacht.
2. Reiskosten voor bezoek aan een in Nederland gedetineerd gezins- of eerstegraads familielid komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt in geval van bezoek aan een gezinslid, gebaseerd op maximaal 2 bezoeken per maand voor maximaal 2 gezinsleden, waarbij onder gezinsleden wordt verstaan: de aanvrager, diens partner en inwonende minderjarige kinderen. Voor bezoeken aan een familielid in eerste lijn (ouders, kinderen) is het aantal bezoeken gemaximeerd op 1 per maand voor maximaal 2 gezinsleden. Voor zover belanghebbende in aanmerking komt voor een collectieve aanvullende zorgverzekering geldt de voorziening daaruit als een voorliggende voorziening.
3. Reiskosten in verband met ziekenbezoek aan een opgenomen gezinslid komt voor bijzondere bijstand in aanmerking als een gezinslid of naast familielid (in rechte lijn: grootouders, ouder, kinderen en kleinkinderen) wordt bezocht die buiten [plaats] wordt verzorgd en er geen dekking is vanuit de zorgverzekering.
4. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op:
bij ziekte en verzorging binnen of buiten [plaats]: voor gezinsleden maximaal 2 bezoeken per week en familie in rechte lijn maximaal 2 bezoeken per week.
5. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op basis van het goedkoopste tarief van het openbaar vervoer en op basis van een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer bij gebruik van eigen vervoer.
Als bewijsstukken worden verlangd:
  • bewijs van verpleging of verzorging en bericht van bevestiging opname door zorgverzekeraar.
  • betaalbewijzen van openbaar vervoer of ingevuld en ondertekend declaratieformulier als met eigen vervoer wordt gereisd.
Artikel 26 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
1. Het college kan in zeer bijzondere gevallen ten gunste van aanvrager of belanghebbende gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.
2. In gevallen waarin deze regeling niet voorzien, beslist het college.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 november 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU6468.
2.Zie de uitspraken van de CRvB van 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985 en van 27 juni 2023, ECLI:NL:2023:1192.
3.Artikel 15 Beleidsregels
4.Artikel 15, onder d, Beleidsregels
5.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1321.