ECLI:NL:RBZWB:2024:3224

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/11732
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en de vereisten voor een huisbezoek

Op 17 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Eiser had een bijstandsuitkering aangevraagd op 24 mei 2019, welke was toegekend. Echter, op 20 juli 2023 heeft Baanbrekers deze uitkering met terugwerkende kracht ingetrokken per 14 juni 2023, omdat eiser geen medewerking had verleend aan een huisbezoek dat was ingesteld naar aanleiding van anonieme meldingen over een gezamenlijke huishouding en zwart werk. Eiser maakte bezwaar tegen deze intrekking, maar Baanbrekers handhaafde het besluit.

De rechtbank heeft op 15 april 2024 de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat er geen redelijke grond was voor het huisbezoek en dat Baanbrekers andere, minder ingrijpende middelen had moeten inzetten om de rechtmatigheid van de uitkering te onderzoeken. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad geen redelijke grond was voor het huisbezoek, omdat Baanbrekers niet had aangetoond dat er concrete feiten waren die de noodzaak voor een huisbezoek rechtvaardigden. Bovendien had Baanbrekers andere middelen kunnen gebruiken om de situatie te verifiëren.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg Baanbrekers op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd Baanbrekers veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de inzet van ingrijpende maatregelen zoals huisbezoeken, en de verplichting om eerst minder ingrijpende middelen te overwegen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11732 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser,

vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder: [bewindvoerder] ,
(gemachtigde: mr. M.N.G. Brok),
en
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers(Baanbrekers), verweerder,
(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn recht op uitkering op grond van de Participatiewet.
1.1.
Met het besluit van 20 juli 2023 (primair besluit) heeft Baanbrekers de bijstandsuitkering van eiser met ingang van 14 juni 2023 ingetrokken. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 27 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is Baanbrekers bij dat besluit gebleven.
1.3.
Baanbrekers heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van Baanbrekers.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2. Op 24 mei 2019 heeft eiser een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend. Baanbrekers heeft met ingang van die datum een bijstandsuitkering aan eiser toegekend.
2.1.
Baanbrekers heeft op 7 februari, 8 februari en 8 maart 2023 drie anonieme meldingen ontvangen waarin gesteld wordt dat eiser een gezamenlijke huishouding voert en zwart werkt. De partner van eiser, mevrouw [partner eiser] (hierna: [partner eiser] ), verblijft iedere avond in eisers woning en zij wil daar volledig gaan wonen. Daarnaast is eiser meerdere malen gezien in werkkleding/timmerman kleding. Eiser zou vertrekken naar werk met de auto van zijn ouders of zou worden opgehaald.
2.2.
Op grond van artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet heeft Baanbrekers vervolgens een onderzoek ingesteld naar eisers recht op bijstand. Uit internetonderzoek is gebleken dat eiser destijds inderdaad een relatie had met [partner eiser] . Uit administratief onderzoek is gebleken dat [partner eiser] in de Basis Registratie Personen (BRP) staat ingeschreven in [plaats 2] op hetzelfde adres als de ouders van eiser. Uit de opgevraagde verbruiksgegevens bij Eneco valt geen conclusie te trekken.
Daarnaast zijn er in de periode van 19 april 2023 tot 14 juni 2023 in totaal 30 heimelijke waarnemingen verricht op of nabij eisers adres. Daarbij is de auto van [partner eiser] tenminste 20 keer waargenomen.
Op 14 juni 2023 heeft een gesprek met eiser plaatsgevonden. Aan het eind van dit gesprek is eiser gevraagd mee te werken aan een huisbezoek. Eiser heeft aangegeven daaraan te willen meewerken, maar dat dit direct aansluitend aan het gesprek niet ging lukken omdat hij ergens heen moest. Eiser heeft volhard in zijn weigering om mee te werken aan een huisbezoek. Terwijl hem de gevolgen daarvan werden uitgelegd, heeft eiser het gesprek verlaten.
De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in het rapport van 14 juni 2023.
2.3.
Met het primaire besluit heeft Baanbrekers eisers recht op algemene en bijzondere bijstand per 14 juni 2023 op grond van artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de Participatiewet ingetrokken. Baanbrekers heeft daartoe overwogen dat eiser geen medewerking heeft verleend aan een huisbezoek. Baanbrekers kan het recht op bijstand daarom niet vaststellen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
2.5.
Met het bestreden besluit heeft Baanbrekers eisers bezwaar tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering ongegrond verklaard, met dien verstande dat de grondslag van de intrekking van de uitkering is gewijzigd naar artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Participatiewet.
Baanbrekers heeft overwogen dat voldoende aanleiding en grond bestond voor het uitvoeren van verder onderzoek in de vorm van een huisbezoek. Het recht op bijstand had voorts niet op een andere effectieve en voor eiser minder belastende wijze beoordeeld kunnen worden. Daarnaast heeft Baanbrekers overwogen dat weliswaar aannemelijk is dat eiser op
14 juni 2023 een sollicitatiegesprek had, maar niet dat deze afspraak hem erin belemmerd heeft om medewerking te verlenen aan het huisbezoek. Baanbrekers heeft verder overwogen dat eisers bewindvoerder voor zoveel als mogelijk bij het proces is betrokken.

Beroepsgronden

3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft aangevoerd dat er geen redelijke grond was voor het afleggen van een huisbezoek. Baanbrekers had namelijk geen concrete objectieve feiten en omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kon worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door eiser verstrekte gegevens. Bovendien hadden de benodigde gegevens en informatie op een andere effectieve en voor eiser minder belastende wijze kunnen worden geverifieerd.
Verder stelt eiser dat hij een verschoonbare reden had om niet mee te werken aan een huisbezoek. Eiser heeft expliciet aangegeven wel mee te willen werken aan het huisbezoek, maar het was voor hem niet mogelijk om direct aansluitend aan het gesprek het huisbezoek plaats te laten vinden omdat hij een sollicitatiegesprek had op die dag. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat zijn bewindvoerder ten onrechte niet is betrokken bij (de totstandkoming van) het primaire besluit.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of Baanbrekers op goede gronden de bijstandsuitkering van eiser met ingang van 14 juni 2023 heeft ingetrokken.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat Baanbrekers de intrekking van het recht van eisers op bijstand niet heeft begrensd tot een bepaalde einddatum. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) bestrijkt de beoordeling door de bestuursrechter in een dergelijk geval de periode vanaf de datum met ingang waarvan de bijstand is ingetrokken tot en met de datum van het primaire intrekkingsbesluit. [1] De te beoordelen periode in deze zaak loopt daarom van 14 juni 2023 tot en met 20 juli 2023.
5.2.
Baanbrekers heeft eisers uitkering ingetrokken, omdat eiser geen medewerking heeft verleend aan een huisbezoek. Eiser heeft daardoor de medewerkingsverplichting uit artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet geschonden, waardoor Baanbrekers stelt het recht op bijstand niet vast te kunnen stellen.
Was er een redelijke grond voor een huisbezoek?
6. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB kunnen aan het niet meewerken aan een huisbezoek pas gevolgen worden verbonden - in de vorm van het weigeren, beëindigen of intrekken van bijstand - indien voor dat huisbezoek een redelijke grond bestaat. Van een redelijke grond voor een huisbezoek is sprake als voorafgaand aan - dat wil zeggen: vóór of uiterlijk bij aanvang van - het huisbezoek duidelijk is dát en op grond van welke concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door betrokkene verstrekte gegevens, voor zover deze van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand en het bijstandsverlenend orgaan deze gegevens niet op een andere effectieve en voor betrokkene minder belastende wijze kan verifiëren. [2]
6.1.
Bij de beantwoording van de vraag of een inbreuk op het huisrecht is gemaakt in de zin van artikel 8, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient te worden onderzocht of het noodzakelijk is om een huisbezoek als controlemiddel in te zetten en of dat controlemiddel proportioneel is. Bij dat laatste is vooral van belang de vraag of is voldaan aan het vereiste van subsidiariteit, in die zin dat aan het bestuursorgaan geen andere passende, minder ingrijpende middelen ter beschikking staan om de rechtmatigheid van de uitkering te onderzoeken. Beide elementen vormen onderdeel van de beantwoording van de vraag of een redelijke grond bestond voor het huisbezoek en het bestuursorgaan zal zich volgens de rechtspraak van de CRvB dan ook van beide elementen rekenschap moeten geven voorafgaand aan het inzetten van dit verstrekkende controlemiddel. [3]
7. Naar het oordeel van de rechtbank was er in dit geval geen redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek.
7.1.
De rechtbank kan Baanbrekers volgen in de stelling dat getwijfeld kon worden of eiser een gezamenlijke huishouding voerde met [partner eiser] en aan de juistheid van de daarover door eiser verstrekte gegevens. De ontvangen anonieme tips, waarnemingen en onduidelijke woonsituatie van [partner eiser] zijn in samenhang bezien daartoe voldoende.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank stonden Baanbrekers echter meerdere andere passende en minder ingrijpende middelen ter beschikking om te controleren of eiser met [partner eiser] een gezamenlijke huishouding voerde. Blijkens het screeningsrapport van
5 mei 2022 adviseerde een handhavingsmedewerker van Baanbrekers om onderzoek te doen naar het waterverbruik in eisers woning en bankafschriften op te vragen om zo vast te stellen of het verbruik en kosten van levensonderhoud afwijken van een gemiddeld eenpersoonshuishouden. Ter zitting heeft Baanbrekers aangegeven dat hij nader onderzoek gaat doen, namelijk bankafschriften opvragen en een buurtonderzoek uitvoeren, indien de rechtbank zou oordelen dat de bevindingen van het huisbezoek niet mogen worden tegengeworpen. Door deze middelen niet in te zetten vóór het beoogde huisbezoek, is niet voldaan aan het vereiste van subsidiariteit. Het standpunt van Baanbrekers dat die middelen geen noodzakelijke tussenstap zijn, is niet in lijn met de onder rechtsoverweging 6 en 6.1 genoemde jurisprudentie. De stelling van Baanbrekers dat deze middelen mogelijk niet tot bruikbare resultaten leiden, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Indien andere bronnen geen uitsluitsel hadden gegeven over de vraag of er een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd, had Baanbrekers alsnog een huisbezoek kunnen afleggen. Baanbrekers had echter niet dit zware, ingrijpende middel van het huisbezoek mogen inzetten voordat hij deze minder ingrijpende middelen had ingezet.
7.3.
Nu een redelijke grond voor een huisbezoek ontbreekt, kunnen aan de weigering van eiser om daaraan mee te werken geen gevolgen worden verbonden. Eiser kan dus niet worden tegengeworpen dat hij niet heeft meegewerkt aan het op 14 juni 2023 beoogde, onverwijld af te leggen huisbezoek. Van schending van de medewerkingsverplichting is dus geen sprake.
8. Het vorenstaande betekent dat niet aan de voorwaarden voor intrekking van eisers bijstandsuitkering is voldaan. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
Conclusie en gevolgen
9. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen, omdat Baanbrekers ter zitting heeft aangegeven nader onderzoek te willen doen (bankafschriften opvragen en een buurtonderzoek uitvoeren) als het bestreden besluit geen stand zou houden. Baanbrekers dient daarom binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet Baanbrekers het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden.
9.2.
De rechtbank veroordeelt Baanbrekers in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,-).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt Baanbrekers op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt Baanbrekers op om het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt Baanbrekers in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 17 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. (…)
Participatiewet
Artikel 17
2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 53a
6. Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.
Artikel 54
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 december 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:3239).
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 juni 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1829).
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 3 december 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3914).