In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 13 september 2023 tegen de definitieve beschikking kinderopvangtoeslag van 7 december 2022, die betrekking heeft op de jaren 2011 tot en met 2013. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de Dienst Toeslagen de beslistermijn heeft overschreden. Eiseres had op 4 maart 2024 verweerder in gebreke gesteld, waarna de termijn voor een nieuw besluit is verstreken. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar geeft verweerder in dit geval een langere termijn van acht weken, gezien het aantal te behandelen bezwaarschriften.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50 en het griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.