In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van 7 juni 2023. In die uitspraak werd de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen zeven weken te beslissen op de bezwaren van eiseres. Eiseres stelt nu dat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft voor het indienen van een nieuw beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en verplicht verweerder om dit alsnog te doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de termijn wordt overschreden. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 437,50 en het griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat het niet aan haar is om een structurele oplossing te bieden voor de capaciteitsproblemen van verweerder.