In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2024, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende, die in 2019 gedetineerd was in Spanje, een aanslag in de inkomstenbelasting en een verzuimboete opgelegd. De rechtbank behandelt de vraag of de verzuimboete terecht is opgelegd en of de belanghebbende in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden in de bezwaarfase. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende niet tijdig aangifte heeft gedaan, ondanks meerdere herinneringen en aanmaningen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur door de belanghebbende niet op zijn verzoek in Spanje te horen. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende verantwoordelijk blijft voor zijn fiscale verplichtingen, ook al was hij gedetineerd. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van afwezigheid van alle schuld, omdat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij alle redelijke zorg heeft betracht om aan zijn aangifteverplichting te voldoen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van de belanghebbende af.