ECLI:NL:RBZWB:2024:2915
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2024, wordt het beroep van de erven van [erflater] tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaar tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar te laat is ingediend en dat de inspecteur van de belastingdienst het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank baseert zich op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen als het beroep kennelijk ongegrond is.
De rechtbank stelt vast dat de dagtekening van de aanslag op 17 mei 2017 is en dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 28 juni 2017. Het bezwaarschrift is echter pas op 4 januari 2022 ontvangen, wat ruimschoots na de termijn is. De rechtbank overweegt dat de reden die belanghebbende aanvoert voor de termijnoverschrijding, namelijk onwetendheid over een procedure, niet als verontschuldigbaar kan worden aangemerkt. Bovendien is het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet succesvol, omdat belanghebbende zich in een andere situatie bevindt dan degenen die tijdig bezwaar hebben gemaakt.
Daarnaast wordt het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag over het jaar 2016 behandeld. De rechtbank concludeert dat ook dit verzoek terecht is afgewezen, omdat het verzoek na de geldende termijn is ingediend. De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.