ECLI:NL:RBZWB:2024:2798

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10793216 \ MB VERZ 23-1182
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een geldige parkeerkaart. De gedraging vond plaats op 7 oktober 2021. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 18 maart 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats, inderdaad heeft plaatsgevonden. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat hij een klant had afgezet die slecht ter been was en dat hij binnen drie minuten terug zou zijn. De officier van justitie heeft echter betoogd dat betrokkene geen geldige parkeerkaart had en dat er geen activiteiten rond het voertuig waren waargenomen gedurende tien minuten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft ook geconstateerd dat er sprake was van schending van de hoorplicht door de officier van justitie, wat leidde tot vernietiging van diens beslissing. Daarnaast was er een overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat ook aanleiding gaf tot een matiging van de boete. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de boete vastgesteld op € 155,-, na een gedeeltelijke matiging van de oorspronkelijke sanctie van € 310,-. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling moet worden terugbetaald aan de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10793216 \ MB VERZ 23-1182
CJIB-nummer: 0062 5422 4520 4381
uitspraakdatum: 18 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicapten parkeerkaart op 7 oktober 2021 om 20:28 uur op het Piusplein in Tilburg.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene geeft aan ten tijde van de gedraging een klant af te hebben gezet die slecht ter been was. Hij heeft geholpen met de koffers en voert aan binnen 3 minuten terug te zijn geweest. Daarnaast geeft betrokkene aan dat hij overtuigd was dat taxi’s daar even stil mochten staan.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft geparkeerd op een gehandicaptenparkeerplaats, zonder hiervoor een geldige parkeerkaart te hebben. Door verbalisant zijn 10 minuten geen activiteiten rond het voertuig waargenomen. Daarnaast heeft betrokkene niet onderbouwd dat hij destijds een klant heeft afgezet. De gedraging kan worden vastgesteld en de boete is terecht opgelegd. Per 1 maart 2022 is het sanctiebedrag echter gematigd naar 310 euro. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren, maar wegens schending van de hoorplicht en een overschrijding van de redelijke termijn de boete met 50% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
Sanctiebedrag
Op 1 maart 2022 is het Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven (het Besluit) in werking is getreden (Staatsblad 2022, 30).
Gelet op artikel I van het Besluit bedraagt de sanctie voor de gedraging R 402 B “als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige gehandicaptenparkeerkaart” voor categorie 1, te weten: bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft, per 1 maart 2022 het bedrag van € 310,-, terwijl bij inleidende beschikking op 7 oktober 2021 voor de vastgestelde gedraging een sanctie van € 409,- is opgelegd.
De kantonrechter zal het boetebedrag derhalve wijzigen naar € 310,-.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 7 oktober 2021 en is de redelijke termijn dus met 5 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Beslissing
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt deze in zoverre dat het bedrag van de sanctie wordt bepaald op € 310,- en de boete wordt gematigd tot € 155,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 70,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: