Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 19. Voorwaarden
1.Onverminderd paragraaf 2.2 heeft de alleenstaande of het gezin recht op algemene bijstand indien:
(…)
b. er geen in aanmerking te nemen vermogen is.
1. Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. (…)
(…)
Artikel 34. Vermogen
(zoals luidend op 1 oktober 2021)
1. Onder vermogen wordt verstaan:
a. de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden. De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering;
b. middelen die worden ontvangen in de periode waarover algemene bijstand is toegekend, voorzover deze geen inkomen betreffen als bedoeld in de artikelen 32 en 33.
2. Niet als vermogen wordt in aanmerking genomen:
a. bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn;
b. het bij de aanvang van de bijstand aanwezige vermogen voorzover dit minder bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens, genoemd in het derde lid;
c. spaargelden opgebouwd tijdens de periode waarin bijstand wordt ontvangen;
d. het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf, bedoeld in artikel 50, eerste lid, voorzover dit minder bedraagt dan € 53.100,00;
e. vergoedingen voor immateriële schade als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen l en m;
f. de voorziening, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel o.
3. De in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde vermogensgrens is:
a. voor een alleenstaande: € 6.295,00;
b. voor een alleenstaande ouder: € 12.590,00;
c. voor de gehuwden tezamen: € 12.590,00.
Artikel 54. Onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking
(…)
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
(…)
Artikel 58. Terugvordering
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
2. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kan kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand:
a. anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
(…)
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ Breda 2016
Artikel 2
Het college maakt gebruik van in de Participatiewet, de IOAW en IOAZ toekomende bevoegdheid tot:
a. herziening of intrekking als bedoeld in artikel 54, derde lid van de Participatiewet (…)
b. tot terugvordering zoals deze haar op grond van artikel 58, tweede lid en artikel 59 van de Participatiewet (…) toekomt;
Artikel 3
Het college kan afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:
1. het terug te vorderen bedrag lager is dan € 100,- en niet is ontstaan door fraude;
2. een termijn van 6 maanden is verstreken na bekend worden van gegevens bij het college die hadden moeten leiden tot wijziging of beëindiging van de bijstand, tenzij de belanghebbende de inlichtingenplicht heeft geschonden;
3. hiertoe naar het oordeel van het college een dringende reden aanwezig is.