In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld na de uitspraak van 27 juni 2023, waarin de rechtbank heeft bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen binnen negen weken moet beslissen op het bezwaar van eiser. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder volgens hem niet tijdig heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit heeft genomen op het bezwaar van eiser. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en gegrond. De rechtbank legt de Belastingdienst/Toeslagen een termijn op van twee weken om alsnog een besluit te nemen, conform artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist. Eiser krijgt recht op vergoeding van proceskosten ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 51,- moet door de Belastingdienst/Toeslagen aan eiser worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 5 april 2024.