In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld dat is ingesteld na een eerdere uitspraak van 23 juni 2023. In die uitspraak werd de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen om binnen negen weken te beslissen op drie bezwaarschriften van eiseres. Eiseres stelt nu dat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft voor het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en legt verweerder op om alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit te nemen op de bezwaarschriften. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, omdat verweerder niet tijdig heeft gehandeld. Eiseres krijgt gelijk, en verweerder moet ook de proceskosten van € 437,50 en het griffierecht van € 51,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.