ECLI:NL:RBZWB:2024:2357

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
BRE 22/2323 WMO15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 in verband met voorliggende zorg onder de Zorgverzekeringswet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres, die bekend is met een eetstoornis, had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) om begeleiding te ontvangen van een zorginstelling. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de benodigde zorg onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) valt en dat er geen recht op een maatwerkvoorziening bestaat onder de Wmo 2015.

De rechtbank oordeelt dat het college op goede gronden heeft geweigerd om een maatwerkvoorziening toe te kennen. De rechtbank stelt vast dat de begeleiding die eiseres wenst, primair therapeutisch van aard is en dat behandeling door de GGZ aangewezen is. De rechtbank verwijst naar het advies van Stichting SAP, waaruit blijkt dat eiseres nog behandelbaar is en dat behandeling door gecertificeerd zorgpersoneel noodzakelijk is. Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat de GGZ haar niet adequaat kan behandelen.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de procedure te lang heeft geduurd, waardoor eiseres recht heeft op een schadevergoeding van € 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar kent wel een schadevergoeding toe aan eiseres, die ten laste komt van de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Justitie en Veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2323 WMO15

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats] , eiseres,
(gemachtigde: mr. L.J.H. Jonkeren),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge(het college), verweerder.
Als derde-belanghebbende is in het geding betrokken:
de Staat der Nederlanden(de minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 24 november 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 maart 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften.
1.3.
Het beroep is vanwege de complexiteit op 12 oktober 2023 van een enkelvoudige kamer doorverwezen naar een meervoudige kamer.
1.4.
De meervoudige kamer heeft het beroep op 27 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door een vriendin en [naam 1] ( [zorginstelling] ). Namens het college zijn verschenen mr. L. Olivier, mr. L. Verheijke en [naam 2] . Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiseres, geboren op [geboortedag] 1997, is bekend met een eetstoornis. Zij volgt een traject bij [zorginstelling] . Eiseres heeft bij het college voor dit traject een aanvraag om een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 ingediend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
2.2.
In het kader van deze aanvraag heeft het college onderzoek laten verrichten door Stichting SAP. [verzekeringsarts] heeft op 11 november 2021 gerapporteerd.
2.3.
Met het primaire besluit van 24 november 2021 heeft het college de aanvraag van eiseres afgewezen. Het college stelt dat uit het advies van Stichting SAP blijkt dat eiseres nog niet is uitbehandeld en dat behandeling door de GGZ aangewezen is. Er is een gunstige prognose met de inzet van adequate behandeling en er is geen noodzaak daarnaast nog begeleiding in te zetten. Behandeling is een voorliggende voorziening als er verbetering van functioneren of handelen mogelijk is. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
2.4.
Eiseres heeft tegen dit besluit op 16 december 2021 bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
2.5.1.
Met het bestreden besluit van 29 maart 2022 heeft het college dit bezwaar ongegrond verklaard.
2.5.2.
Het college stelt dat hetgeen eiseres met de ondersteuning van [zorginstelling] wil bereiken hoofdzakelijk therapeutisch van aard is. Het gaat bijvoorbeeld om het beter reguleren van emoties, (vroegtijdig) herkennen van spanningssignalen en het krijgen van een beter zelfbeeld. Voorzieningen met een vooral therapeutisch doel vallen niet onder de Wmo 2015. Uit het medisch advies van Stichting SAP is gebleken dat er geen sprake is van een uitbehandelde situatie. De klachten van eiseres zijn behandelbaar. Eiseres kan daarom gebruik maken van een behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) om haar situatie te verbeteren.

Beroepsgronden

3.1.
Eiseres stelt dat de GGZ haar niet adequaat kan behandelen. Zij is eerder behandeld door de GGZ, maar dat heeft bij haar niet gewerkt. Eiseres heeft onderzoek gedaan naar andere opties binnen de GGZ, maar die zijn er niet voor haar. De kennis en mogelijkheden om mensen met ernstige eetstoornissen te begeleiden of te behandelen ontbreken vaak bij de GGZ. Daarom heeft eiseres een pgb voor begeleiding door [zorginstelling] aangevraagd. Eiseres betwist dat die begeleiding primair therapeutisch van aard is.
3.2.
Ten tijde van de aanvraag om een maatwerkvoorziening was er volgens eiseres geen sprake meer van een actieve eetstoornis maar wel van serieuze gevolgen door de eetstoornis voor haar leven. Als gevolg daarvan is eiseres niet zelfredzaam in die zin dat zij normaal kan functioneren in de maatschappij. Zij is momenteel niet in staat om te werken.
3.3.
[zorginstelling] is een professionele praktijk gespecialiseerd in de eetproblematiek van eiseres en levert maatwerk. [zorginstelling] biedt psychosociale therapie maar ook coaching en begeleiding. Eiseres volgt een coachings- en begeleidingstraject maar geen psychotherapie. De doelen waaraan bij [zorginstelling] wordt gewerkt zijn ook niet aan te merken als behandeling maar moeten worden gezien als begeleiding.
Emotieregulatie, spanningsregulatie, gezond zelfbeeld en sociale vaardigheden zijn doelen die als begeleiding moeten worden aangemerkt omdat dit basisvaardigheden zijn om actief deel te kunnen nemen aan de maatschappij en een sociaal netwerk op te kunnen bouwen. Daarnaast zijn dit essentiële doelen om terugval te voorkomen.
De concrete begeleiding door [zorginstelling] heeft als focus terugkeer in de maatschappij en om te kunnen werken. Daarnaast faciliteert [zorginstelling] als noodzakelijk doel blijvend herstel om terugval te voorkomen. Dit is waar de doelstelling ‘genezing en blijvend herstel’ aan refereert.
Hetgeen [zorginstelling] biedt is precies wat eiseres nodig heeft en zij boekte daar al snel resultaat. Daarbij is de vertrouwensband die eiseres met [zorginstelling] heeft essentieel.
3.4.
Eiseres kan de kosten van [zorginstelling] echter niet dragen. Zij heeft geen inkomsten. Zij heeft bij [zorginstelling] inmiddels een betalingsachterstand van € 2.635,-. Een bedrag van
€ 4.135,- is wel betaald maar daarvoor heeft eiseres moeten lenen. In totaal gaat het om een bedrag van € 6.770,-.
3.5.
Volgens eiseres kennen andere gemeentes voor de begeleiding van [zorginstelling] wel een pgb op grond van de Wmo 2015 toe. Dat levert willekeur op. Ter onderbouwing heeft eiseres een aantal geanonimiseerde aanvragen aan de rechtbank toegestuurd die wel zijn gehonoreerd.
3.6.
Door onjuiste uitleg van het college kan eiseres niet de zorg krijgen die zij nodig heeft. Doordat het college het primaire doel volgens eiseres niet juist heeft vastgesteld wordt ten onrechte geconcludeerd dat zij geen recht heeft op een pgb op grond van de Wmo 2015. Tot slot heeft het college geen maatwerk geleverd door niet te luisteren naar haar behoeften en zijn haar belangen onvoldoende meegewogen.

Verweer

4.1.
Het college stelt in reactie op de beroepsgronden dat eiseres onder meer wil leren emoties en spanningen beter te reguleren en een gezonder zelfbeeld en meer zelfvertrouwen te krijgen. Dit blijkt uit de pgb-plannen. Uit het aanvullend beroep van 1 september 2022 blijkt voorts dat het gaat om genezing en blijvend herstel van de eetstoornis. Dit zijn volgens het college therapeutische of behandeldoelen, die bij een positief effect ook tot gevolg hebben dat het de zelfredzaamheid en participatie bevordert. Dat is echter alleen een indirect gevolg. Primair is sprake van een therapeutisch(e) doel/behandeling. Behandeling valt niet onder de Wmo 2015. Daarvoor is de Zvw voorliggend.
4.2.
Uit het advies van Stichting SAP blijkt dat de klachten van eiseres behandelbaar zijn en dat behandeling met gecertificeerd zorgpersoneel aangewezen is. Het college betwist dan ook dat (GGZ)behandeling geen oplossing voor eiseres kan bieden. Het college stelt te hebben mogen afgaan op het advies van Stichting SAP die hiervoor ook een collega-psychiater geraadpleegd heeft.
4.3.
Dat de door eiseres gewenste behandeling/begeleiding door [zorginstelling] niet vergoed wordt door de zorgverzekeraar maakt niet dat er recht bestaat op vergoeding door de Wmo 2015. Het is aan eiseres om, binnen de mogelijkheden van de Zvw, op zoek te gaan naar een behandelaar waar zij wel een klik mee heeft.
4.4.
Eiseres komt (op dit moment) niet in aanmerking voor Wmo-begeleiding. Dat is de reden dat het college de behandeling/begeleiding door [zorginstelling] niet vergoedt.
4.5.
Tot slot stelt het college dat hij niet uitsluit dat andere gemeentes voor deze problematiek een maatwerkvoorziening inzetten. Het college kan dat niet beoordelen omdat in elke situatie maatwerk moet worden geleverd en individueel wordt beoordeeld. De hulpvraag moet echter wel onder de reikwijdte van de Wmo 2015 vallen en niet zien op een therapeutisch doel waarvoor behandeling is aangewezen.

Juridisch kader

5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Oordeel van de rechtbank

6.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college op goede gronden geweigerd heeft aan eiseres een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb op grond van de Wmo 2015 toe te kennen. Het college heeft dat geweigerd omdat, gelet op de geformuleerde doelen, het traject bij [zorginstelling] primair therapeutisch van aard is en kan worden aangemerkt als behandeling.
6.2.
Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 februari 2023 [1] kan worden afgeleid dat het criterium niet zozeer is het al dan niet aanwezig zijn van een therapeutische doelstelling, maar de mate waarin een maatwerkvoorziening een passende bijdrage vormt aan de zelfredzaamheid en participatie van betrokkene.
Dit volgt ook uit (stap 3 van) het stappenplan, inmiddels vaste jurisprudentie van de CRvB, dat voor het beoordelen van het recht op een maatwerkvoorziening geldt [2] :
Stap 1 : Vaststellen wat de hulpvraag is.
Stap 2 : Vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving.
Stap 3 : Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving.
Stap 4 : Vaststellen of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen.
6.3.
De rechtbank vat het standpunt van het college (met betrekking tot de aard en omvang van de benodigde hulp, stap 3 van het stappenplan) zo op dat in het geval van eiseres (allereerst) behandeling is aangewezen en dat behandeling een passende bijdrage levert aan haar zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.
6.3.1.
Het college baseert dat standpunt op het advies van [verzekeringsarts] (Stichting SAP). [verzekeringsarts] heeft eiseres gezien en collegiaal overleg gevoerd met een psychiater. Hij heeft op 11 november 2021 gerapporteerd dat eiseres bekend is met een psychiatrische aandoening met beperkingen op sociaal gebied en in de omgang met druk en stress. De verzekeringsarts vindt het aannemelijk dat de klachten en beperkingen van eiseres met behandeling kunnen verminderen. Er is geen sprake van een uitbehandelde situatie. De huidige begeleiding lijkt zeer veel op behandeling. Uit het overleg met de psychiater blijkt dat er, mede gezien de leeftijd van eiseres, een indicatie bestaat voor behandeling binnen de GGZ. Van eiseres mag verwacht worden dat, als zij geen goede ervaring heeft met de GGZ, zij op zoek gaat naar een instelling waar zij die klik wel heeft. Behandeling met gecertificeerd zorgpersoneel is volgens [verzekeringsarts] aangewezen.
6.3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college op dit advies af mogen gaan. De rechtbank ziet geen reden voor de conclusie dat dit advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen dan wel niet inzichtelijk, niet concludent of onjuist is. Eiseres heeft ook geen medische informatie overgelegd die doet twijfelen aan de rapportage en conclusies van [verzekeringsarts] . Eiseres stelt wel dat behandeling door de GGZ voor haar niet werkt en dat er geen andere behandelmogelijkheden zijn, maar zij onderbouwt dit niet met (medische) stukken over bijvoorbeeld het eerder door haar gevolgde traject.
6.3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college er dan ook van uitgaan dat eiseres nog behandelbaar is en dat behandeling door gecertificeerd zorgpersoneel aangewezen is. Dat kan behandeling zijn door de GGZ, maar ook behandeling door een andere gecertificeerde behandelaar.
6.4.
Vervolgens is het de vraag of het college voor de benodigde behandeling een maatwerkvoorziening moet verstrekken. Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 en artikel 8, tweede lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Halderberge bepalen dat een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie wordt toegekend, voor zover betrokkene deze beperkingen niet op eigen kracht dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen (stap 4 van het stappenplan).
6.4.1.
De CRvB leidt uit de geschiedenis van totstandkoming van de Wmo 2015 af dat bij de invulling van het begrip ‘eigen kracht’ ook is gedacht aan de aanspraak op voorzieningen die op grond van een andere wettelijke regeling bestaan, zoals de Zvw [3] . Er bestaat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning voor zover met betrekking tot de aan de orde zijnde problematiek al een voorziening op grond van de Zvw bestaat, ook als slechts recht bestaat op gedeeltelijke vergoeding op grond van de Zvw. Dit betekent dat als in de Zvw de bewuste keuze is gemaakt bepaalde kosten niet te vergoeden, het college niet verplicht is hiervoor een maatwerkvoorziening te verstrekken. Wel staat het het college vrij om dit te doen als dat in de individuele situatie als het meest aangewezen wordt ervaren [4] .
6.4.2.
In de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Gemeente Halderberge is bepaald dat een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de ziektekostenverzekering, voorliggend is op de Wmo. In dat geval wordt op grond van de Wmo geen voorziening verstrekt. Behandeling is een voorliggende voorziening. Alvorens begeleiding te verstrekken dient te worden onderzocht wat de mogelijkheden van behandeling zijn. Hierbij geldt dat als verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, eerst behandeling wordt ingezet. Soms kunnen een maatwerkvoorziening Wmo (begeleiding) en behandeling gelijktijdig worden ingezet. Hiervoor wordt de medisch adviseur (onafhankelijk arts) ingeschakeld.
6.4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college kunnen stellen dat er geen reden is een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 aan eiseres te verstrekken – ook niet aanvullend – omdat behandeling is aangewezen, zij behandelbaar is en behandeling onder de Zvw valt.
6.5.
De beroepsgrond van eiseres dat sprake is van willekeur omdat andere gemeentes wel een pgb voor het traject bij [zorginstelling] zouden verstrekken, slaagt niet. Het vergt een individuele beoordeling per persoon om vast te stellen welke ondersteuning nodig is ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt niet dat die situaties op essentiële punten vergelijkbaar zijn met haar situatie. Eiseres heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat een aan haar situatie identieke situatie in een andere gemeente wel heeft geleid tot een maatwerkvoorziening. Daar komt bij dat op grond van artikel 2.1.3 van de Wmo 2015 de gemeenteraad bij verordening regels mag geven over de wijze waarop en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. Als er hierdoor landelijke verschillen zijn, is dat inherent aan de door de wetgever aan de gemeente gegeven bevoegdheid om dit zelf bij verordening te regelen.
Redelijke termijn
7.1.
Eiseres heeft tot slot gesteld dat de hele procedure lang heeft geduurd. Ter zitting heeft eiseres een verzoek gedaan om vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
7.2.
Het is vaste rechtspraak dat als uitgangspunt voor de redelijke termijn geldt dat de bezwaar- en beroepsfase samen niet langer mogen duren dan twee jaar. Daarbij mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren. De termijn vangt aan op het moment dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt en eindigt op het moment dat over het geschil en alle daarmee samenhangende kosten is beslist.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres in aanmerking komt voor schadevergoeding wegens een te lange duur van de procedure. Vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift op 16 december 2021 tot de datum van deze uitspraak is ongeveer een periode van twee jaar en vier maanden verstreken. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt dus vier maanden. De vergoeding voor overschrijding van de redelijke termijn bedraagt € 500,- per half jaar. Eiseres heeft daarom recht op een schadevergoeding van € 500,-. Deze komt ten laste van de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid), omdat de beroepsprocedure langer dan anderhalf jaar heeft geduurd. De rechtbank merkt de minister van Justitie en Veiligheid in zoverre mede aan als partij in dit geding.
Conclusie en gevolgen
8. De rechtbank komt tot de slotsom dat het besluit van het college, waarbij geweigerd is aan eiseres een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 toe te kennen, standhoudt. Het beroep is dan ook ongegrond. Als gevolg daarvan heeft eiseres geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling van een schadevergoeding aan eiseres van € 500,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzitter, en mr. S.A.M.L. van de Sande en mr. M. Snoeks, leden, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 9 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.1.1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven.
– maatschappelijke ondersteuning:
1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,
2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,
3°. bieden van beschermd wonen en opvang;
– maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,
2°. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,
3°. ten behoeve van beschermd wonen en opvang;
– participatie: deelnemen aan het maatschappelijke verkeer;
– zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
Artikel 2.3.1
Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.2
4. Het college onderzoekt:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
g. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a, verschuldigd zal zijn.
Artikel 2.3.5
1. Het college beslist op een aanvraag:
a. van een ingezetene van de gemeente om een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie;
b. van een ingezetene van Nederland om een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen.
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.6
1. Indien de cliënt dit wenst, verstrekt het college hem een persoonsgebonden budget dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.
Verordening maatschappelijke ondersteuning Halderberge
Artikel 8
1. Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Gemeente Halderberge
3.9
Voorliggende voorzieningen op grond van andere wet- of regelgeving
Voorliggend op de Wmo is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), ziektekostenverzekering of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Indien dit het geval is, wordt op grond van de Wmo geen voorziening/dienst verstrekt.
(…)
Vervolgens beoordeelt het college of in het gesprek alle voorliggende voorzieningen zijn
meegenomen. Behandeling is een voorliggende voorziening. Alvorens een maatwerkvoor-ziening op grond van de Wmo te verstrekken is het van belang om na te gaan wat de mogelijkheden van behandeling zijn. Hierbij geldt dat als verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, eerst behandeling wordt ingezet. Soms kunnen een maatwerkvoorziening Wmo (begeleiding) en behandeling gelijktijdig worden ingezet. De maatwerkvoorziening Wmo neemt de taak dan tijdelijk over totdat de taak in de behandeling is aangeleerd. Ook de mogelijkheden van wettelijk voorliggende voorzieningen worden in kaart gebracht zoals opvoedingsondersteuning voor de ouders vanuit de Jeugdwet, persoonlijke verzorging of mantelzorgondersteuning vanuit de Zorgverzekeringswet, arbeidsvoorzieningen op grond van de ziektewet, WlA, Wajong, Participatiewet. Als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is dan kan een maatwerkvoorziening Wmo worden overwogen.
(…)
5.2
Voorliggende voorzieningen
5.2.1
Behandeling
Alvorens begeleiding te verstrekken is het van belang dat wordt onderzocht wat de mogelijkheden van behandeling zijn. De stelregel hierbij is dat als verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, eerst behandeling wordt ingezet. Het is uiteraard niet aan de Wmo professional om dit te bepalen. Hiervoor wordt de medische adviseur (onafhankelijk arts) ingeschakeld. Behandeling kan worden geboden door bijvoorbeeld: ergotherapeut, psychiater, psycholoog, specialist ouderen geneeskunde of in een revalidatiecentrum of een centrum gespecialiseerd in bepaalde problematiek (zoals een reumacentrum). Behandeling is gericht op: het verbeteren van de aandoening/ stoornis/beperking, het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag of nadere functionele diagnostiek.

Voetnoten

2.zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 21 maart 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:819)
3.zie de uitspraken van de CRvB van 2 augustus 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1508) en van 31 mei 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1046)
4.uitspraak van de CRvB van 31 januari 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:241)