ECLI:NL:RBZWB:2024:2340

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
BRE 23/190 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid van geduide functies

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het UWV was afgewezen op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat haar beperkingen niet correct zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering, omdat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en de geduide functies geschikt zijn. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, waardoor de weigering van de WIA-uitkering per 6 september 2021 in stand blijft. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/190 WIA

uitspraak van 9 april 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. E. Akdeniz
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het UWV heeft met het besluit van 3 maart 2022 geweigerd per 6 september 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 8 december 2022 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres samen met haar gemachtigde, namens het UWV was
mr. I. van Lieshout aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
2. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 6 september 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4.1
Eiseres is werkzaam geweest als magazijnmedewerkster voor 22 uur per week. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege klachten na een auto-ongeval.
4.2
In eerste instantie had het UWV een loonsanctie opgelegd. In bezwaar is deze loonsanctie komen te vervallen, waarna alsnog een einde wachttijd beoordeling heeft plaatsgevonden. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek is het UWV tot het oordeel gekomen dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Medische grondslag van het bestreden besluit
5.1
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.2.
De arts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 22 december 2021. Tijdens dit spreekuur heeft een lichamelijk onderzoek en een oriënterend psychisch onderzoek plaats gevonden. De arts heeft gerapporteerd dat eiseres is aangewezen op schouder- en nekbesparend werk. Schokken en stoten dient ze te vermijden. Datzelfde geldt voor reiken, tillen, dragen, klimmen, duwen en trekken. Eiseres is beperkt in staan en ook is het frequent vooroverbuigen en werken boven schouderhoogte beperkt. Er bestaat geen medische indicatie voor een urenbeperking. Dit sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
5.3
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 23 februari 2022.
5.4
De verzekeringsarts b&b was aanwezig op de hoorzitting op 4 oktober 2022. Hij heeft gerapporteerd dat het onderzoek van de arts voldoet aan de daarvoor geldende regels. In bezwaar zijn er, ondanks de toezegging van eiseres, geen nieuwe gegevens aangedragen. De subjectieve beleving van de klachten wijkt af van de objectieve onderzoeksgegevens. De verzekeringsarts b&b heeft een onderzoek van de psyche gedaan en heeft gemotiveerd waarom hij geen lichamelijk onderzoek heeft gedaan. De verzekeringsarts b&b heeft ook gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat een urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts b&b is van mening dat de belastbaarheid zoals deze door de arts is aangenomen juist is.
Standpunt eiseres
6.1
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts te weinig beperkingen heeft aangenomen. Eiseres heeft een slaapstoornis en pijnklachten. Hierdoor is er sprake van vermoeidheid overdag. Er had een urenbeperking aangenomen moeten worden. Ook is eiseres is aangewezen op rug- nek- en schouderbesparende arbeid. Vanwege haar psychische klachten is ze aangewezen op werk zonder stresserende omstandigheden en vanwege medicatiegebruik is zij beperkt voor een verhoogd persoonlijk risico. Eiseres is van mening volledig arbeidsongeschiktheid te zijn.
6.2
Verder heeft eiseres gesteld dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Het primaire onderzoek is niet door een verzekeringsarts verricht en de verzekeringsarts b&b heeft geen eigen lichamelijk onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft maar een summiere heroverweging gedaan en die heroverweging heeft zich niet toegespitst op de situatie van eiseres. Er is ten onrechte geen medische informatie opgevraagd.
Standpunt UWV
7. Het UWV heeft gesteld dat de verzekeringsarts b&b voldoende heeft gemotiveerd waarom in bezwaar van een lichamelijk onderzoek is afgezien. Verder is het UWV van mening dat het enkele feit dat het lichamelijke onderzoek is gedaan door een arts niet zijnde een geregistreerde verzekeringsarts het onderzoek niet onzorgvuldig maakt. Ter onderbouwing van die stelling is verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. [1]
Overwegingen rechtbank
Is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest?
8.1
Het is vaste rechtspraak dat als het medische onderzoek in de primaire fase is verricht door een arts die geen verzekeringsarts is, er in de bezwaarfase een spreekuurcontact met een verzekeringsarts moet plaatsvinden. Dat is alleen anders als de verzekeringsarts b&b voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. Dat een basisarts op zich goed in staat is om een lichamelijk onderzoek te verrichten en daarover adequaat te rapporteren, maakt niet dat van deze vaste rechtspraak kan worden afgeweken. [2] De rechtbank zal daarom beoordelen of de verzekeringsarts b&b voldoende heeft gemotiveerd dat van een lichamelijk onderzoek kan worden afgezien.
8.2.
De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapportage van 30 november 2022 en aanvullend in de rapportage van 8 februari 2024 toegelicht waarom hij het niet nodig vond om opnieuw een lichamelijk onderzoek te verrichten. Daarbij heeft hij onder andere overwogen dat de arts bij het lichamelijk onderzoek volgens de regels heeft gewerkt, een relevant en uitgebreid lichamelijk onderzoek heeft verricht en daarvan ook verslag heeft gedaan in zijn rapportage. Verder heeft de verzekeringsarts b&b opgemerkt dat er ten aanzien van de gepresenteerde klachten geen afwijkingen te zien waren op de MRI en er ook geen nieuwe onderzoeken door specialisten zijn geweest naar de lichamelijke klachten van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende is toegelicht waarom een nieuw lichamelijk onderzoek geen toegevoegde waarde heeft. Er zijn immers geen aanwijzingen dat de lichamelijk problematiek van eiseres niet correct zou zijn beschreven. Bij dit oordeel is tevens betrokken dat de problematiek van eiseres slechts zeer beperkt aantoonbaar is bij een lichamelijk onderzoek, hetgeen ook door haar erkend is tijdens de zitting. De rechtbank ziet dan ook niet in wat een nieuw lichamelijk onderzoek door een verzekeringsarts b&b nog kan toevoegen.
8.3
Het is verder vaste rechtspraak dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. Raadpleging van de behandelend artsen is aangewezen in die gevallen waarin reeds een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, welke een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of indien een betrokkene stelt dat een behandelend arts een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. [3] Geen van beide situaties heeft zich hier voorgedaan, zodat ook geen aanleiding bestond om medische informatie in te winnen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
9.1
Uit de rapporten van de (verzekerings)artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De rechtbank stelt vast dat er behoorlijk wat beperkingen zijn aangenomen op het gebied van dynamische handelingen en statische houdingen. Daarmee is ook rekening gehouden met de nek- schouder en armklachten van eiseres. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat de belastbaarheid moet worden aangepast. De verwijzing ter zitting door eiseres naar het protocol Whiplash leidt niet tot een ander oordeel. Uit vaste rechtspraak volgt dat verzekeringsgeneeskundige protocollen slechts bedoeld zijn als hulpmiddel bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. [4] Eiseres heeft verder ook niet onderbouwd wat toepassing van het protocol zou betekenen voor de vastgestelde belastbaarheid.
9.2
Eiseres wordt niet gevolgd in haar stelling dat zij vanwege haar medicatie beperkt moet worden voor verhoogd persoonlijk risico. De verzekeringsarts b&b heeft opgemerkt dat de medicatie die eiseres gebruikt valt onder de categorie II. Dit betekent dat deze medicatie een licht tot matige negatieve invloed heeft op de rijvaardigheid, maar dat na enkele weken de bijwerkingen verdwijnen. Eiseres heeft niet gesteld dat er op de datum in geding nog sprake was van bijwerkingen. Het enkele gegeven dat eiseres medicatie gebruikt is daarom onvoldoende om aanvullende beperkingen aan te nemen. [5]
9.3
Uit het dagverhaal van eiseres zoals dit is opgetekend door de arts blijkt niet van rustmomenten overdag. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapportage van 30 november 2022 voldoende gemotiveerd waarom geen urenbeperking wordt aangenomen. De enkele, niet medisch onderbouwde stelling, dat eiseres slecht slaapt en daardoor geen 8 uur per dag kan werken is onvoldoende om een urenbeperking aan te nemen.
9.4
De primaire arts heeft een oriënterend psychisch onderzoek gedaan en de verzekeringsarts b&b heeft ten aanzien van de psyche op 4 oktober 2022 een aanvullend onderzoek gedaan. Uit deze onderzoeksbevindingen blijkt niet dat in de FML psychische beperkingen opgenomen moeten worden. Eiseres was op de datum in geding niet onder behandeling bij een psycholoog en ook is zij niet bij de praktijkondersteuner geweest. Gelet op de onderzoeksbevindingen en het ontbreken van behandeling en/of begeleiding bestaat geen aanleiding om te oordelen dat de verzekeringsarts b&b de psychische belastbaarheid heeft onderschat.
9.5
Uit alles wat hiervoor is overwogen volgt dat niet gebleken is dat de belastbaarheid in de FML van 23 februari 2022 onjuist is weergegeven. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt daarom niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid zoals die is neergelegd in die FML.
Zijn de geduide functies geschikt?
10.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: medewerker gordijnen (Sbc-code 111160), schoonmaker (Sbc-code 111334) en montagemedewerker/bestukker (Sbc-code 111180).
10.2
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit met name voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 9.5 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De opmerking van eiseres ter zitting dat de geduide functies vergelijkbaar zijn met de maatmanfunctie en daarom ongeschikt zijn, volgt de rechtbank niet. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige van 24 februari 2022 blijkt dat de maatmanfunctie ongeschikt is voor eiseres omdat zij in die functie 1200 keer per uur moest reiken en zij nagenoeg de hele dag moest staan. Een dergelijke belasting komt niet in de geduide functies voor. De eerder genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
11.1
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van de juistheid van deze berekening.
11.2
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 6 september 2021.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 6 september 2021. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 9 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.