ECLI:NL:RBZWB:2024:2230

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
10589200 _ MB VERZ 23-227
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met wijziging feitcode en matiging boete wegens schending hoorplicht en redelijke termijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd voor het doorrijden bij een tweekleurig verkeerslicht dat op rood stond. De boete was opgelegd op 7 januari 2022, maar betrokkene heeft hiertegen beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 12 maart 2024 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene, mr. D. Torres, niet aanwezig was. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de feitcode voor de boete onjuist was, aangezien de gedraging betrekking had op een driekleurig verkeerslicht in plaats van een tweekleurig verkeerslicht. De kantonrechter heeft de feitcode gewijzigd naar R-602, maar oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, omdat de gedraging voldoende was vastgesteld. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was.

Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat ook aanleiding gaf tot een matiging van de boete. De kantonrechter heeft de boete met 50% gematigd en een proceskostenvergoeding van € 218,75 toegekend aan betrokkene. De uiteindelijke beslissing was dat de kantonrechter het beroep gedeeltelijk gegrond verklaarde, de boete matigde en de officier van justitie opdroeg het teveel betaalde bedrag terug te betalen aan betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10589200 \ MB VERZ 23-227
CJIB-nummer: 3062 5422 4681 1515
uitspraakdatum: 12 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde: mr. D. Torres (The legal firm)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorrijden bij een tweekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op 7 januari 2022 om 10:32 uur op de Parklaan in Etten-Leur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokken niet is staande gehouden. Gelet op de jurisprudentie van het hof Arnhem-Leeuwarden is dit alleen toegestaan indien er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. Gemachtigde heeft namens betrokkene aangevoerd dat in onderhavige zaak ten onrechte geen staandehouding is verricht.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft een boete ontvangen voor het doorrijden bij een tweekleurig verkeerslicht. Deze feitcode klopt niet, dit dient een driekleurig verkeerlicht te zijn. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de feitcode te wijzigen naar R-602. Dit betreft hetzelfde sanctiebedrag. Gelet op het dossier kan de gedraging worden vastgesteld en is de boete terecht opgelegd. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt om het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren, echter vanwege de schending van de hoorplicht en de overschrijding van de redelijke termijn de boete met 50% te matigen.
Overwegingen
Feitcode
De zittingsvertegenwoordiger heeft voorgesteld het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren in die zin dat de feitcode moet worden gewijzigd in feitcode R-602 met als omschrijving: “als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht”
Aan betrokkene is een boete opgelegd voor feitcode R-604 met als omschrijving “als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij tweekleurig verkeerslicht”. Uit het dossier en de stellingen van betrokkene is gebleken dat deze feitcode niet juist is. De verbalisant had feitcode R-602 moeten gebruiken met als omschrijving “als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht”. Bij die feitcode hoort hetzelfde boetebedrag.
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt betrokkene door deze wijziging van de feitcode niet in zijn belangen geschaad. Voor betrokkene was voldoende duidelijk waar de boete betrekking op had. Aan de gewijzigde feitcode ligt geen ander feitencomplex ten grondslag. De feitcode zal daarom worden gewijzigd.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat hij met een privé voertuig reed en dus niet beschikte over middelen tot staandehouding, zoals een stoptransparant of optische- en geluidssignalen. Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Schending redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 7 januari 2022 en is de redelijke termijn dus met 2 maanden overschreden. Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet op de schending van de hoorplicht en de overschrijding van de redelijke termijn gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De kantonrechter zal een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat de feitcode wordt gewijzigd in R-602 met als omschrijving: “als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht”.
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de boete wordt gematigd tot € 125,- plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 125,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 218,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: