Op 4 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft de inkomstenbelastingheffing over het invaliditeitspensioen en ouderdomspensioen dat de belanghebbende ontving van de NATO voor de jaren 2012 tot en met 2015 en 2017 en 2018. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur, die eerder aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen had opgelegd. De rechtbank concludeert dat de aanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2015 niet te hoog zijn, maar dat de aanslagen voor de jaren 2017 en 2018 wel te hoog zijn opgelegd. De rechtbank oordeelt dat het invaliditeitspensioen terecht als box 1-inkomen is aangemerkt, maar dat de inspecteur voor de jaren 2017 en 2018 de belastingheffing in box 3 niet correct heeft toegepast. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar voor deze jaren en vermindert de aanslagen. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 7.000 aan de belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank benadrukt dat de keuze voor de toepassing van het Besluit Pensioenen Internationale Organisaties integraal moet worden toegepast, en dat de inspecteur niet gebonden is aan de verklaring van de belangenorganisatie AAPOCAD.